BELGIUM RHYTHM & BLUES FESTIVAL
Peer 2007 - july 13,14,15


website : BRBF Peer 

2007 was een betere Peer. Daar waren alle aanwezigen het roerend mee eens. En wie het niet met zoveel woorden uitte, liet het in elk geval blijken als deelnemer aan de menige staande ovatie’s die dit weekend ten hemel stegen. Niet onterecht, want los van mijn persoonlijke voorkeuren kan ik eigenlijk geen slechte prestaties melden.
Zelfs het weer werd voor de gelegenheid uit de Louisiana-swamps geïmporteerd, broeierig heet en vochtig. Onder de tent, een ganse set in de voorste gelederen doorbrengen leverde je gegarandeerd een kletsnatte hemd of t-shirt op. Uitdroging zou snel een gevolg kunnen zijn, ware het niet dat elke ervaren Peerganger dit gevaar behendig countert door uitgemeten drankverbruik, zij het gealcoholiseerd en als dusdanig euhhh vochtafdrijvend. Maar als men de doses verhoogd wordt ook dit effect geneutraliseerd. Geen enkel incident viel er te melden. Peer is een grote “family reunion”, ons kent ons, olé, olé, en daar een fantastisch programma bovenop en het kan van geen kanten meer stuk. Waar de bluespuristen in eerste instantie vragen stelden bij de topacts Arno, John Hiatt en zelfs Garland Jeffreys, waren ze toch mee aan ’t handjesklappen, ook al bleven ze achteraf nog een beetje sceptisch omtrent de formule. Maar zij hebben ook een reputatie hoog te houden natuurlijk. Al bij al moet dit kunnen. John Hiatt kan op zijn minst zeer degelijke roots muziek genoemd worden en is zeker niet misplaatst op een festival als Peer. Arno van eigen bodem is met de jaren al een soort verpersoonlijking van de blues geworden. Dagelijks verkoopt hij op alle kruispunten die hij tegenkomt, zijn zieltje aan de duivel. Tenminste, zo ziet hij eruit. Een growl, een snauw en een rochel, m-m-m-m-moâr tes godverdomme echte en zere scoene. Als we de blues niet uit zijn keurslijf trekken, sterft ze uit of wordt ze op z’n minst oninteressant en vervelend, zoveel is zeker. Een hondenras wordt ook zwak van inteelt al heeft hij een fraaie stamboom. En daarom kunnen we het alleen maar toejuichen dat zelfs Algerijnse berbers onze geliefkoosde muziek brengen, en liefst nog met zo veel mogelijk sahariaanse karaktertrekken. Weerom een bewijs dat ‘echte’ muziek grenzen noch religie onderkent. Blues is het wederzijdse integratiemiddel bij uitstek. Daar kan geen politieke of religieuze strekking aan tornen. Maar toch had ik graag als ‘top of the bill’ ene James Blood Ulmer aangetroffen op de affiche van Peer 2007, want deze kerel is toch wel het strafste dat er ons is overkomen sinds Katrina. En Katrina was ook de aanleiding van zijn terugkeer naar de blues, ondanks zijn gevierde carrière als jazzgitarist in het snobby, yuppie,hippe jazzcircuit van N.Y. ’t Zen goei die die terugkomme. Do me a favour and check this out on the internet. Maar we dwalen af van hetgeen we wèl kregen. En dat is ook niet niks. We gaan eraan beginnen, terwijl we er nog goesting in hebben.

Vrijdag, 13 juli
Vrijdag aangekomen in Peer. Eerst effe gedag zeggen in “Onder den Toren” en de innerlijke versterken met een casseroleke verse mosselen à l’ail. Dat doet deugd na een ganse dag werken en een rit van 120 kilometer aan 120 kilometer. By the way: de mosselen zijn van betere kwaliteit dit jaar en beterkoop schijnt het, maar van dat laatste heb ik nog niets gemerkt. Een uurtje later op mijn jaarlijkse vaste stek aangemeerd, motor gedokt, tentje neergepoot en klaar voor drie dagen en nachten levenslied. Wel, wel… ik was de eerste dit jaar..  De openers in deze crepuscule uurtjes waren de

THE BABOONS Ik heb ze alleen gehoord, niet gezien, vanwege het trage aanschuiven aan de backstage-desk voor het vervullen der noodzakelijke formaliteiten. Het klonk in elk geval goed, en God weet dat ik ze een warm hart toedraag, want ze hebben heel wat in hun mars. En vergis ik me nu, of hoor ik het goed dat ze hun nummers een bluesier tintje geven voor de gelegenheid ? Zij die ze wel zagen, ontwaarden een tikkeltje zenuwen, vooral in het begin van hun set. Maar men zou voor minder, nietwaar, zomaar voor de leeuwen gegooid worden op dat grooote Peerpodium. Waw man, shit, wat nu gefloten. Maar ze overleefden het ..en hoe…het applaus was nog niet uitgedeind toen ik eindelijk het speelterrein kon betreden. Bravo voor de Baboontjes. En een eerste goal van BRBF. 

THE BELBOUCHOS traden als tweede aan. Wat me vooral aantrekt bij de Belbouchos is de eigenwijze songkeuze. Deze worden door een vettige gumbo-saus gehaald en vervolgens op een gebarsten en van alle glazuur ontdane bord opgediend. En zo krijg je vettige maar prachtige covertjes van bijvoorbeeld “Caravan” die de Duke doen keren in zijn graf. Maar goed ook. Anders krijgt hij doorlig-wonden. Zo af en toe moest ik ook denken aan die andere betweters uit het noorden, Cuban Heels en T-99. Wordt dit een Lowlands – trendsetting ? Een tip aan Frank: zwalp niet doelloos rond op het podium als je even niets om handen hebt, dat keldert de spanning die is opgebouwd en leidt de aandacht af. Blijven het publiek entertainen is de boodschap, al is het met een grom en een vloek en gekke bekken. Kijk maar naar Arno. Maar voor de rest vasthouden en doorwerken en volgend jaar op zater- of zondag op het Peerpodium.   

Hierna kwamen BASS PAPA die een beetje te clean en matjes overkwamen na de vorige prestaties. Stuk voor stuk uitmuntende muzikanten, daar niet van, maar ze kwamen mij niet echt over als groep. Te weinig harsh, te weinig punch. En dan die naam, Bass Papa. What’s in a name ? Akkoord, maar zelfs al is het misschien als een hommage bedoelt aan hun mentor Axl Peleman, vind ik hem toch niet geslaagd. Maar ook hier geldt weer: goesting is koop. Niet echt zum kotsen, maar er is toch wel wat werk aan de winkel. Zeker met het potentiëel aan muzikaal talent in de groep. ‘k Ben zeker dat het volgend jaar al heel anders klinkt. 

THE JUKE JOINTS uit Nederland hoeven niet meer aan u te worden voorgesteld. Met hun twintig jarige bluesrock-carrière kunnen ze niet meteen als nieuwkomers bestempeld worden. En enige innovatie moesten we hier ook niet verwachten, hadden we al na twee nummers begrepen. Ze blijven na tien CD’s nog altijd achter de grote iconen hollen en krijgen maar geen eigen gezicht en/of sound. Wat niet belet dat ze goeie covers neerzetten natuurlijk. Vooral op poker runs van bikerclubs kunnen ze zeer hoog scoren. Zeker weten. Rory Gallagher laat zich echter niet zo makkelijk kisten. Voor de generaties die hem gekend hebben, kan geen enkel surrogaat een voldoende halen. Niet echt mijn op handen gedragen band. Maar voor honderden anderen wel, zoals bleek uit het applaus. Hiermee kwam er een eind aan de proloog van deze drieëntwintigste uitgave van BRBF Peer. Hop naar de afterparty, maar daarover later meer. Goeie nacht en tot morgen.

zaterdag, 14 juli

Om 11 uur 30 verliet ik de schaduw van “onder den toren” waar ik een majestueus ontbijt had laten verdwijnen. Effe goed doorstappen en we zijn op tijd voor de show. Groot was mijn verbazing dat bij den Baskuul mijn uurwerk nog steeds 11 uur 30 aanwees. Werd ik dan zo snel als het licht ? Of stond mijn horloge stil. ’t Was het laatste. Dus hoorde ik enkel enige uitstervende noten van de RHYTHM BOMBS. Maar dat ze goed waren kan je wellicht op een andere site vernemen. Maar ik kom ze nog wel tegen ergens dit jaar. Ze staan nog op verschillende affiches.

JAWBONE, alias Bob Zabor, one man band en van Detroit bracht ons een mengeling van rauwe “moderne” Delta blues, beïnvloed ook door de hedendaagse troubadours van de noordelijke heuvels van Mississippi. Luister maar eens naar “Doney Holler”. Een nummer zonder adempauze voor de artiest. Hij heeft een beetje de looks van een computer-nerd. Tussen de nummers door was hij minstens zo verstrooid als professor Gobelijn en stond telkens wat besluiteloos te kijken welke gitaar hij zou ter hand nemen. Maar als hij eens bezig was, was er geen houden aan. Met punkerige onder- en boventoon. ”Low Dang Discount Jesus Teenage Blues” is zo’n zwaar verpunkt trance-bluesnummer. De man hield vrij gemakkelijk de aandacht van het publiek vast en je weet hoe moeilijk dát is op een vroege namiddag en als solo-act. Een nieuwe Richard Johnston. Zonder moeite houd hij het ritme strak op drums, met één voet basdrum en met de andere  charleston trappend, gitaar- en mondharmonica spelend en terwijl zingend. Waaraan zou hij gedacht hebben terwijl hij daar zo stond te spelen ?

SCOTT McKEON was op de Bluesnight in Wuustwezel wat tegengevallen. Te lange solo’s, te weinig diversiteit. De ganse show leek één lang nummer. Kortom: boring. Maar blijkbaar heeft het vele toeren en de vele optredens hem geen windeieren gelegd. De man speelde hier op Peer zowaar een resem verscheidene nummers. Met gedoseerde en pientere solo’s. Praktisch alle nummers zijn van eigen makelij. Zeer verdienstelijk, maar op zijn jeugdige leeftijd niet geheel ongevaarlijk. Want waar haal je de zo broodnodige invloeden als je vanaf het begin van je carrière enkel eigen materiaal speelt ? Invloeden die nodig zijn om te evolueren. Een verrassende gimmick was de instrumentenwissel. Waarbij bassist Geoff Lai bewees ook nog een stukje leadguitar te kunnen spelen. En McKeon kon zowaar ook een aardig eindje drummen. Zo gingen ze alle instrumenten af zonder dat het nummer één ogenblik stilviel. Goeie bluesrock mag er best zijn.

 

 

 

THE MOFO PARTY BAND, ladies and gentlemen, from Fresno, California…….Old school Chicago Blues and West Coast Jump maar dan zeer heet opgediend. De eerste twee nummertjes waren amper opwarmertjes, maar toen brak de hel los met “Getting’ the Boogie On”. Onmenselijke energie genereren die broertjes John en Bill Clifton, respectievelijk zang, harmonica en telecaster. En Cobra Finney, double bass en Daniel Burt op drums laten zich ook niet onbetuigd. Deze trein was niet meer te stoppen, elk nummer werd onthaald op een staande ovatie, maar de Mofo’s gingen gewoon door. Het eerste absolute hoogtepunt van Peer 2007 was een feit. Deze razende stomende set blijft voor altijd in ons geheugen gegrift en in de annalen geboekstaafd. Ondanks de grote bedrijvigheid vond Cobra toch nog de tijd om regelmatig zijn vetkuif in de plooi te leggen, onderwijl zijn snaren plukkend en ervoor zorgend de beat niet te laten verslappen. Intussen was Bill effe met gitaar en al gaan gedag zeggen aan de mixtafel halverwege de tent. Verder kon hij niet, zijn kabel was te kort. This is how Rock’n’Roll ought to be. Onstuitbaar. Een momentopname: Cobra staat bovenop zijn bass zijn haar te kammen, terwijl Bill de bassnaren beroert en John langs vanachter Bill’s telly bespeelt. Volgt U nog ? You get the picture ? En dit alles zonder dat de drive in de muziek ook maar even verslapt. The Mofo Party Band is een must-have voor je volgende feestje. Dan heb je zonder enige twijfel ook je schoonmoeder aan je kant, voor het eerst.

 

Voor zover ik mij kan herinneren hebben we in Peer nog geen blues gehad van Afrikaanse bodem. Corrigeer mij als ik er naast zit. En dat werd amper goed gemaakt met de volgende gast. AMAR SUNDY is dan wel een Algerijnse Toeareg, maar is al vele jaren lang woonachtig te Parijs. Zijn muziek is dus van geen kanten vergelijkbaar met de eveneens Toearegse band Tinariwen, die pas onlangs, en via Franse gevangenissen, uit de Sahara gekomen zijn. De manier waarop deze laatsten hun stratocasters hanteren, verraadt dat ze deze nog niet zo heel lang hebben ingeruild tegen hun kalashnikows. Maar goed, Amar en zijn Franse band brachten ons Chicago blues. Dat leerde hij van gedegen meesters als Jimmy Johnson en Otis Rush in wiens bands hij speelde. Maar dat kon je al lezen in het BRBF-foldertje, als je tenminste een schaars exemplaar op de kop kon tikken. Zeer mooie bluessolootjes wist Sundy uit zijn strat te toveren en zelfs de Collins ice-pick sound wist hij te genereren. In slechts een paar nummers liet hij ons proeven van vaag op Arabische maqams geschoeide blues. Al is een ud hiervoor meer aangewezen dan een gefrette strat die geen kwarttonen aankan. Wellicht heeft de man gedacht dat hij hier zo veel mogelijk uit zijn westers vaatje moest tappen. Zijn CD’s zijn meestal iets Afrikaanser van toon. Een goed begin om de deuren wat open te zetten. Volgend jaar komt Afrissippi misschien.

 

 

GARLAND JEFFREYS is de man van de eeuwige come-back’s. Elk van zijn platen die hij heeft uitgebracht was een soort terug-van –weg-geweest. Deze super-mesties is een podiumbeestje. Rock’n’Roll en reggae door mekaar, passen hem als een paar wanten. Zijn Gentse band kon hem prima backen en hij schuwde niet om hen in de kijker te plaatsen. Dat siert de man. Ondanks het feit dat hij heel degelijke songs heeft, moest hij het toch vooral halen met zijn kaskrakers van welleer zoals “Matador” en “Christine”. Maar het meeste succes haalde hij met “96 Tears” van Question Mark (?) and the Mysterians. En dat is altijd al zo geweest. Hoe een dubbeltje rollen kan.

 

 

 

De bijna zeventig jarige MAVIS STAPLES, dochter van Pops, kwam ons vertellen dat ze daar in Northern Mississippi niet van karton zijn gemaakt. Met een intens innerlijk vuur kwam ze als een duveltje uit een doosje haar blues over ons uitspreiden. Ons moeder is ook zeventig, maar….ze zingt geen blues. Maar Mavis wel en hoe ? “Down in Mississippi” is zo’n prachtige van J.B.Lenoir. En de gospel “Jesus Is On the Main Line” in een bewerking van de Staples. Ook hier weer ovaties, nummer na nummer. Ons Mavis bracht ook nog twee, voor een bluesdiva minder voor de hand liggende, covers van Buffalo Springfield’s “For What It’s Worth” en “The Weight” van de band. Prachtig concertje. To the point.

 

 

 

En toen was het wachten geblazen. De back-line en instrumenten wissels tussen de groepen in waren tot nog toe vlotjes verlopen. Maar nu ARNO in aantocht was moest het gaan fout lopen. Kathleen Vandenhoudt kwam ons sussen met de boodschap dat er een technisch probleem was gerezen. Wat kon dat zijn. Arno zelf ? Neen, ’t was één of ander apparaatje uit Arno’s rig dat effecten aanstuurt. Isoleren uit de string die handel en daar komt hij dan toch te voorschijn : Arno, die eruit zag alsof hij net van trap was gevallen. ”Chic et pas Cher” is de aanzet. In het begin leek hij wat argwanend tegenover het bluesvolkje, den Arno. Maar naarmate zijn set vorderde werd het gegrom dat als bedankje fungeerde tussen twee songs, stilaan een min of meer verstaanbare tekst. ”Bathroomsinger” kwam van diep uit z’n maag naar boven geborreld. Wild ogend loerde hij de tent in. Het dametje naast mij was er duidelijk niet gerust in. Ze kwam dichter staan als om bescherming te zoeken voor ‘le fauve’. Hij zong….braakte nummers uit die zowat z’n hele carrière illustreren. Hij liep rond als een gorilla, brulde, probeerde iets coherents te vertellen, maar begon toch maar weer te zingen. Ook hier weer staande ovaties. Arno is een belevenis. Hij verkocht zijn ziel aan de duivel om te mogen muziek maken. Als dat geen blues is. Naar het einde toe merkte ik zowaar een grein emotie in zijn ogen. Hij was gepakt van het immense succes hier bij het bluesvolkje. Hij deed even een gebed van dank naar het publiek toe en sprak toen de gevleugelde volzin “Ge zijt merçi, godverdomme”. Zou jij het mooier kunnen verwoorden ?

zondag, 15 juli
Ondanks de nogal uit de hand gelopen after-party, waarover later meer zoals ik al beloofde, toch om acht uur wakker en op. Zo’n igloo-tentje is nu eenmaal niet gemaakt om er in pyama en op sloefen op het gemak tot de noen in rond te lummelen en wat te surfen en wat nieuwe rifjes op je national slide uit te proberen. It’s a shelter for the night,man. En bij de eerste zon ’s morgens zweet je er geheid uit. Dus was ik om negen uur al gezwind op stap naar het dorp, de vogeltjes vrolijk tjilpend in het zwerk en het geheimzinnige gebrom van het festivalterrein op de achtergrond. In het dorp werd…………………

………..aan op het festivalterrein als HOWLIN’ BILL reeds volop de voorste rijen van het publiek aan het bezweren was met z’n sjamanistisch molenwieken tijdens “Remember the Day”. Twaalf uur is te vroeg voor rock’n’roll en je moet al een hoop energie steken in het wakker maken van de mensen. Maar dat lukte vrij aardig met de jongens. Nu hebben ze al aardig wat ervaring natuurlijk met mensen wakker schudden. Maar het is altijd toch weer hard werken. Dat grietje rechts daar van het podium gaat er met elk nummer beter uit zien, en tegen ”Pickup Lines” is ze helemaal mee. Now you run, Mister X, strongest man alive, but this time no lies. Remember the day when you needed a ride in my pink Cadillac. You got it, hell freezes over when circus is coming to town. In my own world you’ld be the surfpin. De laatste keer dat ik het vraag: Wie heeft de CD “Strike” nog niet in zijn collectie ? Ga dan postzegels verzamelen.

Na Howlin’ Bill was het met de Zweedse THE KINGBEES een beetje ronddobberen op brave boogie en rock’n’roll. Nummers als “Don’t Drink and Drive” en “The Boogeyman” waren best aardig, maar hier en daar zag ik enkele festivalgangers toch terug indommelen. Naar het einde toe kwamen ze wat meer op dreef, maar toch nog altijd wat te Scandinavisch terughoudend. Verre van slecht maar deze jongens waren op het verkeerde moment gepland. In hetzelfde genre hadden we gisteren Mofo reeds en dat was toch een ander paar mouwen.

JOHNNY MASTRO & MAMA’S BOYS kwamen zonder veel omhaal een stevig setje harmonica blues met een Californische tan uitkwakken. Je kan ze in het rijtje zetten van andere cracks van de Californische kusten als de Imperial Crowns en, met een beetje goeie wil, Lester Butler. Dezelfde vuile overdriven vettige gitaarsound gepaard met even vettige bluesharp. Hoewel ik deze kerels al zes keer mocht meemaken, zag ik ze nog nooit op een festivalpodium. Maar net als in de kleinere clubs staan ze hier ook hun mannetje. De juiste naam in het geval van Mastro. “Take Your Time” is een uitschieter, “8Ball” met zijn uitstapje naar “Paint It Black” van Jagger/Richards is een verhaal verteld op bluesharp. Big Dave leent ook in één nummer zijn kunsten aan gastheer Mastro. Deze keek naar hem op. Letterlijk en/of figuurlijk, wie zal het zeggen ? Met momenten leek bassist Paul Loranger wat achterop te hinken. Eén tiende seconde of zo, maar dat is al teveel voor deze muziek die het van een stevige onderbouw moet hebben.’t Zal wel aan het nog vroege uur gelegen hebben. Hun laatste CD “Take Me To Your Maker” mag er ook wezen. Nog even dit: Johnny Mastro speelt alleen eigen materiaal.

 

 

Eén der laatste zwarte gitarist-zangers die steeds keurig in een pak gestoken op de bühne verschijnt, hoed incluis. Zoals in den tijd. Je was opgekleed om te performen. Je kon je toch niet vertonen als een hobo. LARRY GARNER, ofschoon uit het zuidelijke Baton Rouge, Louisiana afkomstig, als gitarist eerder reminiscerend aan een Otis Rush of een vroege Buddy Guy. Zuiver, ingetogen en tegelijk uitbundig gitaarwerk. In clubs een absolute must. Maar ook hier kwam hij tot zijn recht als je in de voorste rijen stond. Vooral op momenten als deze betreuren we de grote schermen die vroeger het podium flankeerden en in de bijtenten stonden opgesteld. Toen kregen we nog gedegen footages van de artiesten. Je moet hem eens gaan kijken in een club. Uiterst beminnelijke man.

En toen werd het tijd om naar de mis te gaan. Onze zieltjes te zuiveren. THE CAMPBELL BROTHERS zouden deze taak tot zich nemen. En hoe. Vanaf het begin staat de Campbell-locomotief onder stoom, een beetje dreigend, als om te zeggen : opgepast, als ik loskom ben ik niet meer te stoppen. En zo ging dat ook. Ik had ze al bezig gezien in Ecausinnes en toch werd ik opnieuw verrast door de onverzettelijke kracht van deze brothers. Met “Celebration and Giving” kwam de trein op gang, ons al een idee gevend van de kracht die hier achter school. De lap steels van Chuck en Darrick converseerden onderling en met de gitaar van Phillip. Het sacred steel scheurde de tent in repen en terwijl beide koormeisjes de muziek met hoog opgetrokken knieën meestampten ging het publiek overstag voor dit goddelijke geweld. De trein was inderdaad niet meer te stoppen.. Wanneer je dacht dat er een stationnetje in het zicht kwam en er afgeremd werd, trok hij ineens weer op tot full speed. De ganse menigte was mee, zelfs mijn heidense vrienden. Malcolm Kirby, bassist en de enige blanke in het gezelschap, houdt samen met Carlton Campbell op de drums, dit gevaarte in de sporen. Wie er bij was kan het beamen. Deze muziek is zonder meer opruiend, hersenspoelend, verslavend. Ik heb het in Ecausinnes al gezegd, dit is de muziek die onze kerken nodig hebben om terug bevolkt te worden door gelovigen. En ik zal erbij zijn.. De waanzinnige show eindigde met “Jump for Joy”. Als je hier niet minstens met het hoofd bangt ben je vast en zeker zo dood als een pier.

THE NORTH MISSISSIPPI ALLSTARS zijn ontegensprekelijk adepten van R.L.Burnside’s trance-blues. Luther en Odie Dickinson zijn de zonen van producer Jim Dickinson  en werden dus van kleinsaf gedrenkt in muziek. Gitarist Luther speelde tijdens het bisnummer van de Campbell Brothers al mee. Hij kon al niet meer wachten tot het aan hem was. Ook zeer gedreven dus, wat dacht je. Nummers als “Shake‘Em On Down” van Fred McDowell, “Po Black Maddie” en “Goin’ Down South” van R.L.Burnside en “All Night Long” van Junior Kimbrough werden ons hier zomaar meegegeven. Deze jongens zijn niet de eersten de besten.Hun eerste CD van 2000 “Shake Hands with Shorty” is nu al een mythe.

Door een gelukkige programmaverschuiving was het nu de beurt aan een grote storyteller, een meesterlijke singer-songwriter. JOHN HIATT meemaken is altijd een belevenis. Of het nu solo is of met band, met Little Village of met de Goners, hij weet altijd de perfecte symbiose te bereiken met zijn medemuzikanten. Nooit laat hij zijn ego de bovenhand halen. Op Peer was het niet anders. Zijn begeleiders de North Mississippi Allstars werden door hem op geen enkel moment bejegend als backing band. Het was geen toeval dat de Allstars hier stonden. Vader Jim Dickinson is een goeie vriend van Hiatt en hij produceerde diens laatste CD “Master of Disaster”  En ja, je hebt de liner notes goed gelezen, de North Mississippi Allstars spelen er ook op mee. Vandaar dat een groot deel van de set uit nummers van dit, misschien iets minder toegankelijke, laatste schijfje bestond. Of misschien gewoonweg nog niet genoeg gehoord. Beginnen deed hij met “Perfectly Good Guitar”,het enige nummer waarin hij de lead-guitar voor zijn rekening nam. Haast de ganse set liet hij deze taak grootmoedig aan Luther Dickinson over. In het begin waren blijkbaar alleen de afficionado’s, de onvoorwaardelijken mee met Hiatt. Maar naargelang hij in het tweede deel van zijn show oudere en meer bekende nummers speelde zoals “A Thing Called Love”, “ Memphis in the Meantime” en “Master of Disaster” de titeltrack van zijn nieuwste,dat toch regelmatig te horen is op de betere radio, groeide het applaus stilaan uit tot ovatie’s. Het laatste nummer was opgedragen aan alle HD-bikers. “Riding with the King” bracht alle op het terrein beschikbare handen op mekaar. Als encore kregen we een prachtig unplugged “Have a Little Faith” met enkel John zelf aan de klavieren en zijn wonderbaarlijke stem natuurlijk. Allerlaatst en mét de Allstars werd “Slow Turning” van de gelijknamige CD/LP opgeleverd. Weerom staande ovatie. ’t Kan hier niet op, dit jaar op Peer. Uniek die John Hiatt. A real master. Wie zegt dat de man niet thuis hoort op een bluesfestival neme terug zijn filatelistische bezigheden ter hand.

Afsluiter van deze 22ste Peer uitgave was GOV’T MULE, southern rockers à la Lynyrd Skynyrd, The Outlaws en The Allman Brothers Band. Alhoewel Warren Haynes, de gitarist en tevens de man waar het om draait in deze band, ooit een aantal blauwe maandagen een ingezetene was van de Allman Brothers commune, samen met Dickie Betts, reikt hij met zijn eigen band amper tot kniehoogte van zijn vroegere werkgevers. Een reeks inspiratieloze songs met dito gitaarpartijen was ons lot in dit laatste uur. Tegen dat Warren aan zijn derde geesteskind begon was de bluesmoskee al zo goed als leeggelopen richting tapkasten ,links en rechts, om de laatste bierbonnen op te souperen. De lang vooraf aangekondigde super-jamsession was in aantocht. Wie of wat zou dat worden ? Hiatt ? Moeilijk te geloven. Mastro of Luther ? Misschien. Daar komt hij ! En de winnaar is… wel,wel Hook Herrera. Hij heeft het weer gepresteerd. Mau, mau, mau… Eén nummer maar mocht hij tonen. Met weemoed dacht ik terug aan de gloriedagen van de Allman Brothers Band -, toen nog met de betreurde Duane Allman op slide-guitar en met als apotheose de machtige “Live at Fillmore East” LP. Dat was southern rock, met modder aan de laarzen van de naar salpeter ruikende swamps. Want daar woont de bluesduivel. Wachtend op de volgende gitarist die zich wil verbeteren en daarvoor een beetje ziel veil heeft. Warren Haynes is daar duidelijk nog niet geweest.
‘k Heb nog dertien bonnen,die krijg ik nog op met twee maten vóór Gov’t Mule z’n laatste twintig minuten durende nummer beëindigd. De stewards hebben het gemakkelijk om het terrein te ontruimen, daar heeft de laatste band al voor gezorgd.

Epiloog
Tussen de artiesten door wist Kathleen Vandenhoudt ons te vertellen wie de volgende zou zijn. Zij had duidelijk een programmablad weten te bemachtigen. Ik niet. Men zei me dat ik het exemplaar dat bij mijn uitnodiging was ingesloten had moeten meebrengen. Maar dan heb ik geen aandenken meer voor in mijn archieven, want vertel me eens hoe zo’n bladje heelhuids uit drie heftige dagen Peer kan uitkomen.
Dré Convent vult de spatie’s uitmuntend op met zijn draaitafelgerei. Meer dan eens verbaasde hij ons met pareltjes van de rockgeschiedenis. De alternatieve dan. Zo kwamen wij Thunderclap Newman tegen, en Joe Walsh van vóór zijn Eaglesperiode met “Barnstorm”. Benieuwd of hij deze ook kent van vóór zijn soloperiode toen hij nog één derde was van James Gang, met “Rides Again” als meesterwerk.
En onlosmakelijk verbonden met een Peer-weekend zijn de afterparty’s in de sporthal. Een tiental jaren geleden in het leven geroepen, nadat de meeste café’s uit het Peerse straatbeeld verdwenen waren. En ’t was ook zo ver dat centrum. Niet zozeer om te gaan dan wel om terug te komen.
Afgeladen vol, broeierig heet, bijna niet aan een pint te geraken, duwen, trekken, tasten, vrijen, verleiden, roepen, tieren, meezingen, rechtstaand neuken in ’t toilet, drinken, dansen, springen. De muziek loeihard de vogels uit de lucht blazend. George Thorogood, Rory Gallagher, AC/DC, Herman Brood & His Wild Romance,Golden Earring, Lester Butler, The Rolling Stones…………..zelfs de stijfste hark moet hier aan het dansen. Wie niet danst is waarschijnlijk reeds schielijk overleden. Tientallen luchtgitaristen, kletsnatte lijven onder nog kletsnattere T-shirts….live….geluk…’t kan niet op, geef er nog ene…..Iemand vertrouwde me toe: “Dit wil ik voor geen geld missen of vergeten. Hiervoor verkoop ik mijn ziel. This is Rock’n’Roll. Kijk om je heen: we zitten in From Dusk ‘til Dawn. Dit is Quentin Tarantino.”    En om acht uur ’s morgens schalt Tim Visterin uit de boxen; en dat betekent: ’t is gedaan, bol het af. En meer moet dat niet zijn als sinjaal. Iedereen is leeg en van z’n ziel ontdaan.
Tot volgend jaar, Peer

Review: witteMVS
Photo's:
Dirk C & witteMVS

BACK TO REVIEWS