COGNAC BLUES PASSIONS (F) Website: Blues Passions |
|
Na een nachtelijke rit van een tiental uren langs Frankrijk’s tolvrije wegen, aangekomen in het eerder onooglijke stadje Cognac. Dit oordje heeft enige naam en faam gekregen dankzij zijn geestrijke dranken. En enkel daardoor, want historisch en architecturaal heeft het vrijwel niets te bieden. In het verleden heeft het zich steeds in de schaduw der evenementen kunnen houden dankzij zijn strategische nulwaarde en totale gehoorzaamheid aan wie er dan ook de plak zwaaide. De camping was reeds volgeboekt, en mijn reservatie via hun internet-site was blijkbaar nooit aangekomen. We konden er blijven tot vrijdagochtend en dan opkrassen, aldus de receptiedame, al zei ze het ietwat minder radicaal. Op ons voorlopige standplaatsje aangekomen, bleken onze overburen de mannen van “Gevarenwinkel” te zijn. Ons dilemma was meteen opgelost. Er was nog plaats genoeg voor ons op hunnen hof en we werden vriendelijk uitgenodigd onze igloo’s maar meteen daar te bevriezen. Pogingen om ergens fietsen te huren voor onze verplaatsingen van de camping naar het centrum en omgekeerd liepen ook al op een sisser af. Dit rijwiel bleek ineens zeer in trek te zijn gekomen in en om Cognac omdat zaterdag de Tour de France er zou passeren. Iedereen wilde erbij zijn met het enige in de tour toegelaten vervoermiddel, in competitieverband dan weliswaar, de fiets of vélo en France. Gevarenwinkel Crew...onze redders in nood Dan maar te voet er naartoe. De main site in het centrale park van Cognac was nog volop in constructie. De eerste groep was al aan ’t spelen. Typisch Frans; ‘Waarom zouden we vandaag doen wat morgen ook nog kan.’ En niet zomaar wat laatste hand leggen, nee, kabels trekken, tenten en baldakijnen oprichten, lichtinstallaties plaatsen, keuken van restaurant inrichten en de bestellingen plaatsen voor het middageten. Maar ondertussen was het één uur en dat maal zou door menigéén noodzakelijkerwijs dienen overgeslagen te worden. Maar genoeg gezwamd. Over naar concertbusiness. Dag 1 - woensdag 25 juli Terry Stamp (US) - The Slaptones (S) - Ruthie Foster (US) - Debashish Bhattacharya (INDE) - Charles Passi (Fr) Fink (US) - Big George Brock (US) - Rachael Warwick (UK) - Nicole Willis & The Soul Investigators (US/Fin) - Isaac Hayes (US) Scissormen (US) - Super Chikan (US) Bars en blue: Mercy-Concerts Stagaires-The Washing Machine cie-Flyin' Saucers-Blues Power band-Michael Messer-Sophie Borgeaud- David Evans-Opus Brassband-Fast eddy's Blues band Terry Stamp was als eerste op de ‘Eden Blues’ stage geklommen en was daar z’n ding aan het doen, al dacht ik eerst dat het iemand van de technical crew was die ons probeerde deelachtig te maken in z’n eerder beperkte kunnen. Je moet maar het lef hebben om met een dergelijke onafgewerkt iets op een festival te verschijnen op één der hoofdpodia dan nog wel. The Slaptones, die daarna hetzelfde podium betraden, waren daarentegen een genoegen voor het oor en tevens voor het oog. Ze gingen de startmeet over met “Honey Don’t” en de Zweeds zusjes vergastten ons op een coctail van blues, rock, country en folk. Hun repertorium was samengesteld uit verschillende nummers uit de verschillende genres, in een zak gestoken, geschud en het resultaat was een merkwaardige mix. Zo kregen we Muddy Water’s “Rollin’ and Tumblin’” opgediend in een country & western-jasje. Hun bissertje was een a capella gezongen folky nummertje. Een kort gesprek later in de week leerde me dat ze in de toekomst meer in die folk richting zouden verder gaan. Twee gitaren en een upright bass, maar zonder drummer. We’ll see. Ze berichten ons wanneer het zover is. The slaptones (Swe) Debashish Bhattacharya met zijn sitar speelde in één der kleine tentjes die her en der stonden opgesteld in het park. Eventjes geluisterd en tot de conclusie gekomen dat we nog niet voldoende onthecht waren aan de wereldse geneugten om hier met volle teugen van te kunnen genieten. Deze eterische muziek vraagt volledige platte rust en dat lukt ons niet met het programma dat we hier de komende dagen te verslagen hebben. Instead… Big George Brock trad aan in de ‘Carré du Blues’ by Camus. Zoals ze daar stonden leek het of ze alle millésimes van de distillerie hadden moeten proeven. Op momenten leek het of de gitarist een ander nummer speelde dan de rest van de band of had hij na al die jaren moeilijkheden met het I-IV-V schema ? Ze hadden duidelijk hun jetlag nog niet overwonnen. De Britse Rachael Warwick was de volgende schoonheid op Eden Blues stage. Dit was country in de puurste Nashville-traditie, waar trouwens haar eerste CD is opgenomen. Mooie stem, een aantal goeie eigen nummers, echter zonder die impact te hebben die ze dan wel verkreeg met de covers van bvb Joni Mitchell die ze zong, of zoals met haar schitterende weergave van ”Knock, Knock on a Heaven’s Door”. Mooi, zeer zeker, maar té proper. Wij hebben het meer begrepen op de alternatieve country. Maar wie zijn wij ? Rachael Warwick (UK) Op de grote stage ‘Blues Paradise’ de New Yorkse Nicole Willis & the Soul Investigators die nu woont en werkt in Finland, bracht ons soul, maar dan absoluut niet de Stax-sound, zoals in de brochure stond vermeld. Eerder kunnen we gewagen van de nieuwe hedendaagse soulmuziek, niet de slijmballen R&B die MTV ons placht voor te schotelen, maar de in een jazz en reggae saus gedipte soort. Ze was vroeger, in Brooklyn, zangeres van een acid jazz band, en dat is nog goed hoorbaar in haar huidige werk. Puik werk overigens, al werd ik er niet door uit mijn schoenen geslagen Nicole Willis (US) Isaac Hayes was de afsluiter van deze eerste dag, althans voor ons, die te moe waren om ons nog naar de ‘Blues des Anges’ te slepen. Hayes is wat mij betreft nog slechts een schaduw van de man die in de zestiger jaren saxofonist was van de Mar-Keys en samen met Porter enkele monsterhits schreef voor Sam & Dave (wie herinnert zich niet “I’m a Soul Man” met de gitaarriedeltjes van Steve Cropper en de stevige saxlick op de turnaround ?) en Carla Thomas. Met de eerste tonen van de enkel uit synthesizers bestaande band, had ik het al begrepen. Het ganse concert was één grote intro op het “Theme from Shaft” dat op zichzelf eigenlijk al niet veel meer dan een intro is. Goeie filmmuziek ? OK. Maar dan moet er de film worden bijgespeeld. Wij kregen enkel een protserige Hayes te zien, met cape en gouden kettingen en snuisterijen. Ik werd er slaperig van en ik wou horizontaal gaan. Dus wensten we Isaac ‘bonne nuit’ en togen campingwaarts. Uiteindelijk hadden we dus dé intro aller intro’s nog niet eens gehoord. Lalala lala lalala lala laaala…..shaft. Isaac Hayes (US) .... Dag 2 - donderdag 26 juli Terry Stamp (US) - Super Chikan (US) - Scissormen (US) - Big George Brock (US) - Fink (US) - Michael Messer (UK) Debashish Bhattacharya (INDE) - Ruthie Foster (US) - Pura Fe (US) - Campbell Brothers - Magic Slim & The Teardrops feat. Big Time Sarah & Billy Branch (US) - The Slaptones (Swe) - Rachael Warwick (UK) Bars en bleu: Flyin' Saucers-Blues Blend-Fast Eddy's Blues band- Mercy-Vagabonds-David Evans-Sophie Borgeaud-Pine Leaf Boys- Charles Pasi ’s Morgens hoorden we van de Varenwinkel-gang dat Super Chikan ‘waw’ was geweest in de Blues des Anges vorige nacht. Dus staken we een tandje bij om te douchen, te ontbijten en naar het centrum te togen om toch maar net na het optreden van Terry Stamp toe te komen. Want daarachter speelde Super Chican op de stage van Eden Blues. En inderdaad… dit was vollen bak en meteen het eerste hoogtepunt van het festival. En de eerste echte blues ook, als we even de prestaties van Big G.Brock de dag voordien buiten beschouwing laten, die bovendien nog tot boven de enkels in de Mississippi- modder stak. Deze man beleeft duidelijk zelf plezier aan zijn muziek. Met z’n dochter aan de drums en ‘La La’ Craig aan de klavieren kan het hier van geen kanten verkeerd lopen. “Freddy’s Thang” en “Sippi ‘Seekan’ Saw” zijn maar enkele van de prachtige en krachtige nummers die Chikan ons voor de voeten wierp. “This Is It” …Dit wilden we horen…. Kukelukuuuu. Super Chikan (US) Als we blues en aanverwanten dan toch in vakjes moeten onderbrengen dan vallen de Scissormen in de categorie punkblues. ‘k Zou niet weten hoe het anders te omschrijven. Voorzeker zijn ze een soort voortzetting van de spirit van bluesgiants als R.L.Burnside en Junior Kimbrough die eerder reeds een soort van demystificatie van the Deltablues bewerkstelligden en zitten als bleekscheten dus een beetje in hetzelfde vaarwater als The Black Keys. Scissormen is Ted Drozdowski en een drummer die nogal eens verandert al naargelang de availability. Hier in Cognac had hij Rob Hulsman mee. Ze begonnen hun set met “John the Revelator” van Son House, deels a capella, zoals de meester deed. Dat Ted een fervent adept is van Son House bewijze zijn repertorium dat, buiten bovenstaande, ook nog “Death Letter” en “Preachin’ the Blues” bevat en niet in het in het minst natuurlijk de naam van de band. “If the Devil Was Alive” was dan weer een hommage aan eergenoemde R.L. en “Whiskeye and Maryjane” een bewerking van Muddy Water’s “Champagne and Reefer”. Ted had er schik in en liet de toeschouwers de snaren van zijn gitaar en zijn gemoed beroeren. Van demystificatie gesproken. Ik zou Ted nog verschillende malen tegenkomen in het park of in de straten van de stad, op een terrasje of als toeschouwer van een andere gig en telkens ik hem aansprak zei hij : “Thanks for heaving us here, man. It’s great. This is a little bit heaven.” Als ik zei dat ik er hoedanook voor niks tussenzat dat hij in Cognac kon optreden, antwoordde hij dat iedereen die hier rondliep zijn gastheer was. Met een dergelijke ingesteldheid kan de wereld niet meer stuk. Dé antipode van Bush-like Americans. In het kader van “Leven en laten leven” kocht hij zelfs een ES-335 look-a-like in de plaatselijke muziekhandel. Een gitaar die bij hem thuis waarschijnlijk een derde van de Europese prijs kost Scissormen (US) Michael Messer is een ondergewaardeerde Deltablues-kenner die met zijn eigen werk zeer dicht bij de ziel van de originelen staat. Ondanks zijn verhalende en anekdotische inhoud van zijn songs kan hij zijn optredens met de nodige dosis humor larderen, niet in het minst door zijn vanzelfsprekende Britse flegma maar ook door toevoeging van een scratch-dj, die met samples van oude platen, uitroepen, straatgeluiden, stemmen en zo veel meer een dimensie toevoegt aan zijn meer dan voortreffelijk en precieze slide-werk. Op de River Blues stage, op de boorden van de Charente bracht hij ons echter een ‘unplugged session’ met z’n bloedsbroeder Ed Genis op de acoustische fingerpicking gitaar, volledig in harmonie met het voortkabbelende water. Zo kan ik tweehonderd jaar oud worden. Messer kan ’s mens’ gevoelige snaar raken. “Take Me Back” is a strange-feelling song en “Son House” (alweer hij) zet je met zijn stevige beat weer op de grond. Ook met zijn Hawaiiaanse compositie “The Hula” op zijn weisenborn gespeeld, en Sal Hoopii’s “Lady Be Good” oogst hij bewondering en een hoop applaus. Morgen zouden we hem met full band in de ‘Blues des Anges’ kunnen meemaken en overmorgen op het terras van café ‘La Pause du Marché’. Ik heb hem het laatste jaar al drie keer gezien, maar hij verveelt me geen seconde. Michael Messer (UK) Op een loopje naar de “Carré du Blues” waar Ruthie Foster ondertussen haar ding aan het doen was. En wat voor ding. De binnenkoer van huize Camus was overbevolkt en dat had zo zijn redenen. Deze bluesmadame kwam ergens in 1998 met een CD in eigen beheer uit en trok meteen alle aandacht. Een nieuwe Tracy Chapman, was de eerste gedachte, maar Ruthie staat nog een trapje hoger. Dezelfde licht militante strekking in de keuze van haar nummers, maar dat is haar goed recht. Hier bij Camus begeleidde ze zichzelf op de gitaar en werd daarbij nog ondersteund door niemand minder dan Pat Boyak. Toen we aankwamen beêindigde ze net een nummer met enkele strofen van Sting’s “Roxanne”. De lucht zinderde boven de hoofden van de toeschouwers. Magic. Dan zette ze a capella “Don’t You Mind, People Grinnin’ in Your Face” in, van, jawel, Son House. De man is zowaar in trek. Nog mooi was “Walk On” van Brownie McGhee en …….alles wat ze speelde. ”The Phenomenal” is de titel van haar laatste CD, en dat is niet overdreven, al hoor ik ze nog liever ‘sec’ zoals hier… Live in Gognac. Ruthie Foster (US) Al de derde keer in drie maand heb ik ze gezien, maar ik kan er niet genoeg van krijgen. De donderpreken van de Campbell Brothers bewegen zelfs de grootste anti-christ aller tijden. Reeds bij “Celebration and Giving” gingen de hoofden en heupen bewegen op de ‘Blues Paradise’ amfitheater/wei, ook deze van de verenigde socialistische arbeidersbeweging van Distillerieên van de Charente. Bij “Morning Train” gingen de remmen helemaal los, om de snelheid nog op te drijven met “Don’t Let the Devil Ride”. In “Jump for Joy” ontspoorden we bijna, om de ware weg terug te vinden in “Jesus Is His Name”. Een groot Allelujah voor Chuck en Darick op respectievelijk pedal en lap steel, brother Phil op gitaar en z’n zoon Carlton op drums, allen Campbells uiteraard, de blanke Malcolm Kirby op bass, en de gangmakende dames Denise Brown en de creoolse, ben de naam kwijt, niet in het minst. Ik herhaal mezelf, maar als onze parochiepastoor deze Campbell-bende naar zijn kerk haalt, zit ik op de eerste rij. The devil could’nt do better Campbell Brothers (US) Met Magic Slim & The Teardrops feat. Big Time Sarah & Billy Branch stapten we een stukje blueshistory binnen. Een grote, zware brok bijna-invalide Chicagoblues. Je moet het natuurlijk maar doen op die leeftijd, nietwaar beste lezers. Ik zie onze pa met z’n tachtig nog niet zo direct een podium beklimmen om een bijna uitzinnige menigte te voorzien van de nodige stampende I-IV-V progressies en scheurende bluessolo’s. Magic Slim is een der laatste levende Chicagoblues -giganten. En dit laatste zowel letterlijk als figuurlijk, want met z’n twee meter en vijf, torent hij, zelfs op zijn barkruk zittend, boven de anderen uit. Big Time Sarah en Billy Branch en de Teardrops zijn de jonge zestigers die hem ter hulp schoten om zijn gig tot een goed eind te brengen. Hij liet zijn eigen songbook de revue passeren maar ook het werk van zij die reeds naar de andere kant vertrokken, laat hij herleven. Hij zat er immers middenin, pakweg veertig jaar geleden, toen hij nog optrok met ‘Magic’ Sam Maghet en moest concurreren om den brode met Muddy Waters, Howlin’ Wolf, John Lee Hooker, Little Walter, enz…Hij overleefde ze omdat hij een stukje jonger is, maar draagt een overlevering uit de eerste hand mee en dat kan tellen. Wanneer hij zijn “I’m a Bad Boy” bracht, klonk dat nog even mean als vroeger. Hij werd bijna letterlijk geruggesteund door de immer energieke Big Time Sarah. De Mojo Mama loopt nog steeds kontschuddend over het podium, zij het dat trappen haar ding niet meer zijn. Billy Branch is de jongste van de hoop en één van de huidige bluesharp-heroes. Hij haalde ook zijn mosterd bij de ‘ouden’: Big Walter, Junior Wells, James Cotton en Carey Bell om er enkele te noemen. Samen brachten zij een stomende set, die, ondanks de gemiddelde leeftijd, bijna niets aan kracht moest inboeten. Een echte top of the bill vanavond. Magic Slim & The Teardrops (US) Big Time Sarah & Billy Branch (US) ... Dag 3 - Vrijdag 27 juli Rutie Foster (US) - The Slaptones (Swe) - Roland Tchakounté (Fr) - Pura Fe (US) - Big George Brock (US) - Rachael Warwick (UK) - Pine Leaf Boys (US) - Debashish Bhattacharya (INDE) - Super Chikan (US) - Malted Milk (Fr) The Fabulous Thunderbirds (US) - Fink (US) - Michael Messer (UK) Bars en Bleu: Concert Stagaires-Mercy-Scissormen-David Evans-Flyin' Saucers-Fast Eddy's Blues band-Terry Stamp- Anquetil Project-Vagabonds Kukelukuu ging het door mijn hoofd vrijdagmorgen in m’n tentje. Hadden ze ineens een haan op de camping. Of was het de mojo van Super Chikan. Hoe het ook zei, ik was toch maar mooi wakker om halfzeven. Terwijl alles en iedereen nog lag te snurken. Vandaag zouden we ons bovendien niet gaan haasten. Ruthie Foster stond ontiegelijk vroeg op de ‘Tonic Day’ stage, gevolgd door The Slapstones op “Eden Blues”. We hadden ze beiden gezien, dus konden we rustig aan doen. Dus ..duik..terug in m’n tent. De ruimte vóór ‘Eden Blues’ was al goed volgestroomd voor Roland Tchakounté. Lang vóór hij er zelf was. Zijn verhalende set viel goed in de smaak van de Fransen, temeer daar hij voor vijftig percent in het Frans werd gebracht. Hijzelf zegt beïnvloed te zijn door John Lee Hooker, Muddy Waters, Robert Johnson en Ali Farka Touré. De eerste drie invloeden onderscheiden hem niet van een legioen andere bluesartiesten. Voor Farka Touré ligt dat enigszins anders. Ik ken niet veel blanke bluesmannen die ook door Afrikaanse zwarten beïnvloed zijn. Eén enkeling zoals Markus James niet te na gesproken. Ali was vergezeld van Mick Ravassat, zijn trouwe slide-gitarist. Hij bracht ons een ontspannen sfeerbeeld van de oorsprong en ontwikkeling van de préblues en de blues. Als hij in het Camerounees zong, begreep ik hem het best. Want zei hij niet bij het begin van de set ergens: “Om ’s man’s ziel te vatten moet je naar z’n muziek luisteren. Niets is minder waar. Sympathieke kerel ook die Roland.
Daarna togen we naar ‘Tonic Day’ stage, ietwat hoger in het park. Daar trad Big George Brock weer aan, en duidelijk in betere doen dan eergisteren in de ‘Carré’. Het was gloeiend heet daar in dat kleine open vlaktetje. Schuilen moesten we, tegen tentzeilen, onder struiken. Maar Big George en zijn band schenen daar geen last van te hebben. Natuurlijk zijn zij dit soort weer gewoon ‘back there’. Later meer over deze three houndred pounds or more of pure Chicago blues. Big George Brock (US) Op de ‘Eden Blues’ stage hadden de Pine Leaf Boys zich ondertussen klaargezet voor een onvervalste Louisiana dansant. Cajun en zydeco van het authentieke vaatje. Want ze komen allen van daar. Lafayette om preciezer te zijn. De klassiekers kwamen eruit gerold, de ene two step na de andere, één enkele maal afgewisseld met een one step. “Adieu Rosa”, “La Belle Josette”, “Fifi Poncho”, etcetera…En voor wie nog niet wist waar het woord zydeco vandaan komt, zongen ze “Les zydeco est pas salé” op z’n Creools, een fonetische verbastering van de oude accadiaanse song “Les haricots sont pas salés”. Na een goed uur zat het erop. Maar goed, want zonder overvloedig drankgebruik en rondzwalpen over een houten dansvloer is deze muziek na een uurtje van het goede teveel. Pine Leaf Boys (US) In ons restaurantje ‘la Pause du Marché’ speelde David Evans, professor in de etnomusicologie aan de universiteit van Memphis. Hij deed ons de volledige repertoria van Robert Johnson, Charley Patton, Willie Brown op authentieke manier en met de gitaartechnieken van weleer. Bij deze man is het schier onmogelijk te zeggen waar zijn werk eindigt en zijn hobby begint of andersom. Ganse dagen, weken besteedt hij aan het navorsen van oude gezangen in het deltagebied en ontdekt daarbij nieuwe songs of andere versies van gekende bluesnummers. Een summum op gebied van kennis vergaren en onmiddellijk toepassen. Een levende dictionnair van de blues. Super Chikan was weer losgebroken in het park en met een ongebreideld plezier speelde hij “Yard Boy Blues” en andere pareltjes van zijn oeuvre, trillend met zijn benen, duckwalks, kippenrengeluiden en zijn innemelijke lach to booth. Evans mag dan de onnavolgbare vorser zijn, Super Chikan is het meer dan levensgrote bewijs dat de “blues is still alive”. De Franse bluesband Malted Milk, naar een song van Robert Johnson,was de volgende aangename verrassing op de grote stage van ‘Blues Paradise’. Een goed uitgekiende show en verdienstelijke muzikanten maken deze laureaten van Cognac Blues 2006, tot een der beste Franse acts van vandaag. Vooral de kleine Arnaud Fradin, lead guitar en zang, weet waar hij mee bezig is. En Emmanuel Frangeul is op de harmonica een hoge topper in de Europese blueswereld. Het zijn deze twee ook die twaalf jaar geleden begonnen als akoestisch duo, om dan ergens vanaf ’98 als electrische band van stapel te lopen. En nu vierhonderd en zoveel optredens later komt het resultaat van zoveel imput vanzelf bovendrijven: “This is Blues”. Malted Milk (Fr) The Fabulous Thunderbirds daarentegen konden de hooggespannen verwachtingen niet invullen, ondanks de enorme inspanningen van voorman Kim Wilson. Aan het songmateriaal zal het niet liggen. Hoewel het materiaal van hun laatste CD “Painted On” ingetogener klinkt dan vroeger werk, mag het er toch zeker zijn. En gitarist Kirk Fletcher deed ook behoorlijk werk. Ronny James Weber op bass was ook nog van de partij, maar toetsenman Gene Taylor is vorig jaar in België blijven hangen om aldaar de geneugtes des levens tot zich te nemen en werd blijkbaar niet vervangen. De meest recente aanwinst van de Fab, Jay Moeller aan de drums was ook goed mee. Dus kan het enkel aan Nick Curran gelegen hebben. Deze heeft zowat driekwart van de set met z’n rug naar het publiek gestaan om aan z’n versterker te prutsen, waar eigenlijk niks mis mee was. Tot driemaal toe liet hij een ander exemplaar aanrukken, om dan uiteindelijk toch nog op de eerste voort te spelen. Dumpen die man. Gelukkig hadden Kim en de rest van zijn kompanen genoeg professionaliteit om gewoon door te gaan met de show. Groot mondharmonica-werk van de man en real bluesguitar van Fletcher. De herkenningssongs “Tuff Enuf” en “Wrap It Up” knalden weer bijzonder energiek uit de boxen en brachten de massa van het volk in beweging, en dat is toch waar het bij deze tak van de blues en de rock om gaat, nietwaar beste vrienden ? Weer een geslaagde bluesdag achter de rug. Moe maar voldaan naar de camping terug. Maar als ik nu eerst die haan zou kunnen vinden..want morgen moeten we ook niet zo heel vroeg op.
The Fabulous Thunderbirds (US)
... Dag 4 - zaterdag 28 juli David Evans (US) - Debashish Bhattacharya (INDE) - Fink (US) - Kim Wilson (US) - Sophie Borgeaud (Fr) - Flyin' Saucers (Fr) Pura Fe (US) - Super Chikan (US) - Scissormen (US) - Big George Brock (US) - Zucchero (Ita) - Mike Sanchez (UK) - Jordan's Drive (US/Nl/Swe) bars in bleu: Hound Dog Sound-Mr. Mat-The Bluetones-Michael Messer-Roland Tchakounté-Terry Stamp-Vagabonds-The Slaptones-Mercy Geen voodoo of bad mojo’s deze morgen en dus niet te vroeg op. ‘k Heb me zelfs een ietiepietie overslapen. Maar geen stress. Bij het ontbijt op de laptop wat lijnen en ideeën uitgezet die tot dit verslag moeten leiden. Af en toe een notaatje hier, een krabbeltje daar als geheugensteun, anders komt er gegarandeerd niets op papier. Na een tijdje moest ik het enige stopcontact, waarin mijn laptop was geplugd, afstaan aan een dametje van de lokale krant, Charente Libre, of zoiets, een blauwe gazet in elk geval. Ik vraag me trouwens nog steeds af waarom een verslaggeefster van een plaatselijke krant haar nachten doorbrengt op een plaatselijke ‘camping municipal’. Sfeertje snuiven ? Aan de deur gezet door haar man ? Om dertien uur stonden we al aan te schuiven op de binnenkoer van de chateau van champagne Otard voor een concert ‘Groove au Chateau’ dat begon om veertien uur vijftien notammant. Daarbinnen zijn er maar een tachtigtal plaatsen, en passe-partout op of af, als je de eenentachtigste bent, ben je tweedes !..?..? En aangezien we zeker Kim Wilson niet wilden missen, stonden we daar een goed uur te verzengen in de zenit-zon, zonder drank. En eens binnen was daar ook nog geen drank. Maar we kregen wel een uniek prachtig bijna-privé concertje van mister Austin Bluesharp, unplugged and never seen before. De geschiedenis van de wapenzaal van het kasteel blijft groeien en kreeg er met dit evenement een bluesy wapenfeit bij. Kim opende met een filigraine mondharpstukje dat meteen een staalkaart was van zijn alombekende meesterschap op dit instrumentje. Om stil van te worden. Tussen twee ademstoten door konden we de overleden baronnen van het slot horen zuchten van bewondering. Kim Wilson werd bijgestaan door gitarist Kirk Fletcher, de goeie dus. Deze deed op geen enkel moment ook maar enige moeite om in de kijker te komen. Zijn spel was louter begeleidend, maar dan wel foutloos. Als tweede nummer viel ons een fijn bewerkte versie van “Worried Life” van Big Maceo te beurt. Ook Kim’s stem voelde zich volkomen thuis in dit middeleeuwse kader. Een intreurig “I’ve Lost My Baby”, gevolgd door een instrumentale medley op mondharmonica, soms twee tegelijk, superposé zoals dat heet in Molière’s taal. Un vrai artist ce Mr Wilson. Bewonderend liet hij zijn ogen door de zaal dwalen en vertrouwde ons toe dat hij het een geweldige eer vond dat hij hier mocht optreden, en daarbij de blues een plaats mocht geven naast de klassieke concerten die hier wel met een regelmaat plaats vonden. Hij vervolgde met “Bad Boy” en trok daarbij de smoel van een roofridder, maar hier mocht Kirk een gitaarsolo inlassen. Niet zo’n overbodige, niets terzake doende, maar een verhalende, met een begin en een einde en daartussenin een eenvoudige doch naar een climax groeiende solo. Zo eentje zoals ik ze rauw lust. “Hands Off My Pocket” zocht en vond een weg tussen de gewelven, en zo deed het dubbelzinnige “Once I had a Woman”. Deze werden gevolgd door een waanzinnige improvisatie op verscheidene mouthharps, crossed, double-crossed met E als begintoon, maar het ganse scala doorlopend zonder ook maar ergens te botsen. En vriend Fletcher die dit zonder verpinken kon volgen. Onwaarschijnlijk. “Sweet Home Chicago” waar onze Kirk nog een fingerpickend sololaagje overlegde…En af. De tijd is beperkt in dit tijdeloze decor, maar toch mocht een bisnummer er nog bij. Dit werd weer een prachtige instrumental waar iedereen zowaar een beetje euforisch van werd. Daarna een, één kwartier durende, applaus-ovatie zodat onze kaalhoofdige Texaanse rocker er zowaar emotioneel van werd en de tranen maar amper kon bedwingen. Voor wanneer is die unplugged CD van een grote meester op de smoelschuif ??
Kim Wilson (US) Terug in ’t park had Sophie Borgeaud haar ding gedaan. Zij was de enige die we onopzettelijk gemist hadden, maar nader beschouwd hadden we haar nooit kunnen zien, zelfs niet wanneer het kasteel in het park had gestaan. Het was nu de beurt aan Pura Fé, indiaanse van Tuscarora-origine. Over haar zegt Robbie Robertson dat ze de stem heeft van een engel. En Taj Mahal verleent diezelfde stem de kracht om de voorouders uit de dode te doen opstaan. Zij verzint het om ‘indian native music’ te vermengen met zwarte blues, maar waar liggen de grenzen van wie wat heeft uitgewroten ? Tenslotte was Charley Patton toch ook een Choctaw-indiaan. The Father of the Delta Blues. En Scrapper Blackwell was een Cherokee. Daar sta je van te kijken hé. Terug naar Pura Fé. Voor mij heeft ze een stem die qua intonatie en heesheid veel gemeen heeft met Janis Joplin. Haar teksten zijn Dylaniaans van structuur en de zinnen dus te lang om in versvoeten en zangregels te passen. Hetgeen het totaaleffect van haar songs een nog militantere uitstraling geeft dan ze wegens hun inhoud al hebben. Ze bespeelt een dubbele Weisenborn-achtige slidegitaar. In moeilijk te achterhalen stemmingen. Dat heeft een heel beweeglijke hallucinante sound als gevolg. Indiaanse wijsheden als “Don’t Trade Your Legs for a Pair of Wings” doorspekken haar oeuvre, om het zo maar eens te zeggen. Haar broer, de gitarist probeerde ons te bedotten met een goedkoop loop-effect, waarbij een eenmaal ingespeeld riedeltje zich blijft herhalen, tot men het stopt. Op deze wijze kan men rifjes en loopjes opstapelen tot een klankenpalet met kosmische afmetingen. Een iets mindere passage maar terwijl kon Pura even op adem komen om daarna weer even energiek uit haar mocassins te springen met “Follow Your Heart’s Desire” dat van Neil Young had kunnen zijn. We hebben ervan genoten. Er was nochtans geen peyot’l in ons bier. Pura Fe (US) Op het grote ‘Blues Paradise’ podium moest Big George Brock ons nu gaan duidelijk maken dat hij een der laatste vertegenwoordigers is van de generatie die Muddy Waters en Howlin’ Wolf en Sonny Boy Williamson II en Jimmy Reed nog gekend heeft van dichtbij. Strikt genomen heb ik die ook nog gekend, maar niet van dichtbij helaas. De Coatie familie hielp hem bij deze taak. Hij deed goeie en minder goeie covers van bovenstaande groten en zijn eigen werk leunt vrij dicht aan bij de grote voorbeelden. Zoals ik al zei, niet alles kwam even goed uit de verf. Zijn Jimmy Reed rendities waren bijna ondermaats en daar kan hij beter afblijven in de toekomst. Veel is gelegen aan de band ook, en die kwam soms over of ze een nummer niet goed of helemaal niet hadden ingestudeerd. Maar al met al kregen we een loodrechte Chicago blues sessie op onze donder en dat mag al eens een rafelig randje hebben. Big George Brock (US) Zucchero kon ik hier niet echt in een context plaatsen, temeer daar hij amper nummers bracht van zijn min of meer rockende CD “Shake”. Baila als opener van zijn show zou nog enige impact kunnen gehad hebben, maar in plaats daarvan begon hij met één of ander melig lied…en angstig begon ik een uitweg te zoeken uit de massa niet-festival volk dat hier ondertussen was samengestroomd. Waarschijnlijk genodigden en werknemers van de sponsors. Bovendien hadden we nog een noodplan……………
Mike Sanchez (UK) Even buiten de stad in de ‘Blues des Anges’ speelde Mike Sanchez nog. Allen daarheen. Hij ging solo, en dat is gegarandeerd fun. Dan moet hij naar niks zien. Van bij de eerste rollende pianonoten was het al bingo. Deze kerel is niet te stuiten. Met z’n bolle ogen kijkt hij de zaal rond en iedereen voelt zich door hem gefixeerd. Hoe doet hij het. Na twee nummers staat hij nat in het zweet, alsof hij in ’t zwembad gevallen is. Maar dat remt hem niet af. Integendeel. Als ik hem in slow motion opnam zag ik bij elke beweging van zijn hoofd, de zweetdruppels alle kanten uitspatten. En soms vroeg ik mij af wanneer hij z’n fatale hartaanval zou gaan krijgen. Want één ding is zeker: deze kerel sterft niet in z’n bed. Hij opende met een stuwende pianoboogie. Daarna…One Scotch, One Bourbon, One Bear; Blueberry Hill; Jerry Lee Lewis’ Boogie Woogie; I’m a Man; Kiddeo; Chantilly Lace; When the Lights Go Out; C’Est la Vie (The Promished Land); Hello Josephine; Saturday Night; Jambalaya; I Wanna Play School with You; Highway 61; In the Middle of the Night; Go Find Yourself Another Boy; That’s What I Say; Ain’t That A Shame; Rockin’ and Realin’ Till the Broad Daylight; I Want You, I Want You; Will You Be My Girl; Red Hot Mama; The House of the Blues; That’s Because of Me; Boogie Woogie All Night Long…………………………Moet ik er hier nog een tekeningske bij maken ?? Moe , nee, bijna uitgeput naar onze tent. Eens erin is het beginnen regenen tot de ochtendgloren. En dan bleef het nog regenen. Dus na een korte pow wow besloten we het kampement op te breken en de negenhonderd kilometer huiswaarts aan te vatten. We stonden daar met onze tentjes in een oksel van de Charente die al tamelijk gewassen stond van de voorbije uitbundige regenval. We gingen ons daar geen mini-Katrinaatje afwachten. En aangezien we de mensen die aantraden op zondag, toch al hadden gezien de voorbije dagen……….. Dag 5 - zondag 29 juli Roland Tchakounté (Fr) - Michael Messer (UK) - Big George Brock (US) - K-Led Bâ Sam (Fr) - Mike Sanchez & The Extraordinaires (UK) Epiloog: een zéééééér geslaagde COGNAC BLUES PASSIONS dit jaar. Een dikke proficiat aan Michel Rolland en zijn medewerkers. Alle stages waren keurig in orde, perfecte klank van groot tot klein podium en een zeer mooie affiche. En om zulk een uiteenliggend werkterrein smoothly te laten draaien.. het is niet simpel. Uitmuntend werk. Nogmaals: Merçi les gars. A l’année prochaine. Sans faute.
and more... |
|
Review: witteMVS Photo's: Freddy B |
|