12de DELIRIUM BLUESFESTIVAL HANDZAME - may 17, 2007 |
Op weekend- en feestdagen is een rit kustwaarts vanuit het binnenland een ware file-hel. Geen haar op mijn hoofd denkt eraan om met zulke dagen in deze richting te rijden. Tenzij mijn roeping mij gebiedt om een dergelijke tocht met enige doodsverachting, de ware pelgrim eigen, te ondernemen. En een dergelijk gebod lag ditmaal verscholen in het twaalfde Delirium Festival. Een “must-go”. Dus vertrokken wij ter elver ure vanuit onze nederzetting nabij de hoofdstad, voor een tocht langs weliswaar gebaande maar hoofdzakelijk door beschaafde lieden ongebruikte wegen, stroperspaden en smokkelroutes. Na twee uur, van wat heden ten dage nog amper de naam van verplaatsing waard is, konden wij de kerktoren van Hansaeme ontwaren in de nevelen van het middeleeuwse polderland. De pelgrimage was volbracht en wij konden onze zielsverwanten begroeten. Orate fratres. De tempel van O.C.Hansam liep zeer langzaam vol.
Ondertussen had Little T & the Gang (B) het eerste gebed reeds ingezet. Afschuwelijk luid vanwege een nog lege zaal, maar met toewijding bluesbands eigen, brachten ze hun kunnen over op het nog schaarse publiek. De harde leerschool van de muziekwereld: kunnen spelen met volle overtuiging en inzet voor drie man en een paardekop. En dat deden ze met brio. Een enigszins voorspelbaar repertorium maar toch met een zekere overtuiging de zaal in gekatapulteerd. On the road krijgt men, met de nodige volharding, dat eigen zo gegeerde gezicht.
Als tweede op het programma krijgen we Fred Starks & the Rhythm Kings (US) . Fred Starks verdiende zijn sporen bij tal van “former” soul-grootheden. En zijn repertorium liegt er niet om. Otis Redding komt meermalen aan bod. Hij opent trouwens met “Sittin’ On the Dock of a Bay” van deze soulgod en ergens verderop in de set zit ook nog het wonderschone “My Girl”. Een eigenzinnige versie van Prince’s “Kiss” brengt het reeds aanwezige bluesvolkje wat in de war, maar met “Stand by Me” van Leiber/Stoller in derde positie komt er terug rust in de gelederen. De gitarist speelt in de, voor het genre, onontbeerlijke Steve Cropper-stijl. Chick-a-boom, ringeling zie ook inderdaad Chick. “I Feel Good”, “Like a Sexmachine” een regelrechte sixties soul-juke box die Fred, die moeiteloos zingt bij het drummen. Er komen stilaan zelfs enkele dansneigingen de kop opsteken her en der en op dit ontieglijk vroege uur. Moest deze Fred Starks later op de avond geprogrammeerd geweest zijn, bvb i.p.v. Jan Akkerman, was er gegarandeerd gedanst geweest in Handzame.
Third in row, Elmore D feat. Big Dave is in deze combinatie reeds zeer bekend en goed gesmaakt in de Belgische en Franse blueswereld. En ze mogen gerust naar de rest van de wereld geëxporteerd worden. Jean-Pierre (Elmore D) is een levende Mississippi country-blues encyclopedie, mondelinge overlevering zoals weleer. En met een authenticiteit in instrumentarium, waar haalt hij ze ? Hij brengt “Last Fair Deal” alsof het een nummer van zijn grootvader is. Hij is inderdaad zodanig ingeleefd in deze wereld dat het bij hem moet aanvoelen alsof Robert Johnson en Son House zijn grootvaders zijn. Enorm veel bijval voor deze accoustische set. Vooral bij de nummers” Drunken Sailor” en “Diggin’ My Potatoes”, die hier in onze contreien dertig jaar geleden al succes kenden dankzij onze Ferre Grignard zaliger, ging het publiek zowaar uit z’n dak. Alle regelrechte klassiekers opnoemen die hij bracht, zou ons te ver voeren. Maar stuk voor stuk werden ze op warm applaus onthaalt , ook van het jongere volkje aanwezig. Big Dave is de beste keuze die Elmore kan doen, om het smoelschuifwerk aan toe te vertrouwen. Dave zit immers ook “Down by the Riverside” (in this case the Mississippi),tot over zijn oren, en dit was meteen ook het laatste (bis)nummer van deze grooote heren. Bedankt E.D en B.D.
Sinds Gene Taylor (US) de Fabulous Thunderbirds verliet, is hij in ons land komen schuilen voor de politieke onzin van zijn president. Hij verdient hier nu zijn boterhalm met het her en der opzetten van tijdelijke joint-venture bands, en prestaties bij bestaande Belgische bands als Fried Bourbon. Zo ook nu het Gene Taylor Trio feat. Marc Tee (B) . Deze configuratie moet goeie muziek opleveren, en deed dat ook. Mooie vertolkingen van “Key to the Highway”, “Bon Temps Roulez” à la Rockin’ Dopsie, “Blue Moon of Kentucky” en “Jambalaya”. Maar in het geheel, kwam de set mij vrij ongeïnspireerd over. Een beetje lusteloos zelfs, en dat zou niet mogen kunnen zijn met muzikanten van dit kaliber. Even kwam er een sprankeltje hoop aan de horizon, toen Hook Herreira de band kwam vervoegen voor zijn eigenste versie van ”Nine Below Zero”. Maar dat duurde helaas maar de duur van dit nummer. Een verkeken kans ?
Vijftien jaar geleden reeds te bewonderen op het ‘Handzame Bluesfestival’ toen nog in de tent. Deze voormalige adonis, nu dus vijftien jaar ouder en zeventig kilo zwaarder, kregen we als volgende opgedist. Monti Amundson feat. Boyd Small (US) , de featurings liggen goed in de markt dit jaar, zou men zo zeggen. Nog steeds de betere S.R.V. kloon deze Monti. Om beurten mochten ze zingen, Monti en Boyd, zo gaat dat als je twee frontmannen bij mekaar steekt. Ook de zingende drummers lijken dit jaar goed geslaagd. Enkele hoogtepuntjes met “Comes Aloud” en “Looking Back at Her” en “ Mr. Sandman”, maar niks dat je een hartslag doet overslaan. Ligt het aan hem of aan mij, vraag ik me dan soms af.
Na een spaghetti in café Delirium (lekker alternatief voor de gebruikelijke festival-junkfood) kwamen we terecht in een ander festival. Jan Akkerman (US) was aangetreden. Uitgesponnen nummers uit zijn glorietijd met Focus, moesten ons opwarmen voor zijn fusion-set, maar deed dat, in mijn geval althans, niet. De man heeft het moeilijk met blues. Smalend stelde hij op een zeker moment voor een bluesje te zullen spelen, omdat het nu eenmaal toch een bluesfestival was. En dat deed hij met veel superieure techniek maar helaas zonder de noodzakelijke ziel. Ik vroeg mij soms af of hij nog wel echt graag gitaar speelt ! De man is een kleine virtuoos in zijn werk, maar werkt hij graag ? That’s the question.
Ik heb nog niet te veel superlatieven gebruikt in deze review, dus wordt het hoog tijd ze op te gebruiken, anders blijf ik ermee zitten en worden ze misschien slecht. En gelukkig hoef ik ze niet weg te smijten want top of the bill, hekkesluiter met bravoure, is de dit jaar in volle glorie herboren Jim Suhler & the Monkey Beat (US) . Na zich min of meer van het juk als sideman onder George Thorogood bevrijd te hebben, na een prachtige accoustische ‘back to the roots’ countryblues-CD en een even prachtige Monkey Beat electrische blues CD, vierde of vijfde in rij reeds, ladies and gentlemen……..Jim Suhler, uiterst eenvoudige en symphatieke, aimable man. Sleurt zelf z’n materiaal op het podium en ruimt ook weer af. Heb ik Jan dat zien doen ? Ik weet het niet meer. Nog maar een paar dagen geledengezien in Zottegem, steengoed was het. En hier en nu ook en met een zo goed als volledig andere set. Na een paar akkefietjes met de sound en unwanted feedback wordt er stevig van wal gestoken met “Border Rock” van zijn laatste “Tijuana Bible”. “Drunken HeartedBoy” en “I Could’ve Had Religion” allemaal regelrechte parels…Een integere cover van “Hush” meer in de stijl van zijn composer (South) dan van Deep Purple, die het ooit ook vertolkten. Als encore begon hij met een gebed op slide-gitaar “Holly Ridge” uit de “Dirt Road” CD dat uitmondt in een up-tempo uitspatting van ingehouden slide-geweld. Schone liedjes duren nooit langgenoeg. In Handzame was het zijn voorlopig laatste gig in België. Anders gingen wij van Rootsville nog eens letten.
|
Review: witteMVS Photo's: Freddy B |