PJEIREBLUES blues me ne rekker (B) Website Org: PJEIREBLUES VILVOORDE (B) Website Artist: Aardvarks the (B) - Kent DuChaine (US) - Trixie Whitley (B) - Sir Oliver Mally (A) Review: Witte MVS Photo: Freddy B |
|
Iemand vroeg me zaterdagavond waar dit mini-festival zijn naam had aan te danken. Ingewijden en ingezetenen van de stad Vilvoorde weten dit uiteraard. Ikzelf ben dan wel geen Vilvoordenaar, maar in mijn prille jeugd liep ik er school, of zat ik tegenover de school bij Eilies in den Bavi. Daar werd ook mijn interesse voor de muziek, rock in het bijzonder toen, nog versterkt. De cafetaria van den Bavi was immers de verzamelplaats van de Vilvoordse popscene met o.a.The Taxclan. En van toen heb ik ook een zekere Vilvoordse geaardheid in mij. En trouwens, onze pa is van Vilvoorde. Toen ik mij om halfacht meldde aan de ingang was er, god allemachtig, nog geen kat buiten de angstige organisatoren. Maar in een tijdspanne van een half uur liep de kazemattenzaal van het complex vol. Niet met huzaren of cuirassiers zoals tweehonderd jaar geleden, maar met dichte drommen bluesliefhebbers. Oef…ook van mijnentwege, want als er iets is waarvan ik moedeloos word is het wel een mislukt festival, waar zoveel mensen hun latijn hebben ingestoken. I know exactly how it feels. Maar goed, dat spook van de ondankbaarheid was de nevelen en de koude nacht ingestuurd. En we togen naar het podium, onze geliefkoosde plaats om van de bands te genieten. The Aardvarks mochten het publiek warmspelen, en dat is wat ze deden. Onze Aardvarks zijn niet de sixties Californische flower power band, noch de hedendaagse Cubase sequencer en expansion tank synth band. Ze zijn afkomstig van ergens boven Gent en spelen bluesrock sinds begin 2006. Zanger Marc Van Laere’ s stem is gekloond van die van Cocker. Ze brengen ons enige eigenzinnige covers van bluesstandards van Frank Frost en Otis Rush. Na een instrumentale intro met als verplichte oefening de TV-tunes-medley, werd er vrij sterk ingezet met “Lonely Avenue” van Ray Charles. Een niet zo alledaagse keuze. Dit werd opgevolgd door een bijna uitbundige versie van het eerder tragische “St James Infirmary”. Frontman en zanger Marc kan op z’n minst een rare kwast genoemd worden. Het ene moment staat hij als een mysterieuze ‘man in a long black coat’ bijna dreigend zijn ding te doen, om vervolgens over het podium te huppelen als de drie biggetjes nadat boze wolf ten onder is gegaan. Ik denk dat het Vark zijn eigen ware Aard nog aan het zoeken is, hetgeen zeker geen schande is na een amper anderhalf-jarig bestaan. Toch zit er een massa potentiëel in deze band. Bewijze ons Gershwin’s “Summertime” dat ze ons voorschotelden in een trage ska-versie. Nooit gehoord toch ? Afsluiten deden ze met een up tempo “They Call Me the Breeze” van J.J.Cale en een Tony Joe White medley “Polk Salad Annie/ Steamy Windows”. The Aardvarks vinden hun weg wel ! Het deed ontzettend plezier Kent DuChaine nog eens te zien en te horen vooral. Het was ongeveer zeven jaar geleden dat ik hem nog aan het werk zag. Nog steeds met zijn afbladderende vernikkelde National als trouwe metgezel, met een dergelijk hoge actie dat het zwaar wekendag is geblazen om deze gitaar te bespelen, brengt hij ons een uitgekiende melange van trieste tot vrolijke nummers, covers en eigen nummers. Van Bukka White bracht hij ons een mooie versie van “Aberdeen” en van Willie Dixon diens “Little Red Rooster”. Van een dubbelzinnige tekst gesproken! Voor de tweede keer vanavond kregen we “St James Infirmary”, maar nu met de nodige dosis tragiek, dit nummer eigen. Little Walters “Mean Old World”, Broonzy’s “Trouble in Mind”, een vollen bak “King Size Boogie Man” van Freddie King, met “Fever” alweer Ray Charles en tenslotte Robert Johnson’s “Sweet Home Chicago”. Kent heeft op zo’n vijftien jaar al een tiental CD’s bijeen gefloten, heeft aldus een enorm repertorium en is zeer productief. Hij houdt van toeren en dat kan hij niet genoeg gezegd hebben. En vandaag ziet hij er tien jaar jonger uit dan tien jaar geleden, vanwege geen baard meer. Wie haalt hem naar zijn café voor een intiem concertje bij het haardvuur ?
De verrassing van de avond zat er nu aan te komen. Een grote vleugel werd het podium op gesleurd en een frêle deerne, eerder zomers gekleed voor de tijd van het jaar, nam plaats achter het vehikel. Ze etaleerde een aantal schriftjes op de piano’s pupiter en begon nonchalant wat te soundchecken. Trixie Whitley is de dochter van Chris Whitley, jammer genoeg overleden in 2005 aan longkanker. Van deze meester op de bottleneck heb ik een aantal zeer uiteenlopende CD’s, die gaan van bijna pure delta blues tot grunge. Hoofdzakelijk eigen nummers, met als gemeenschappelijke noemer de alomtegenwoordige resophonic gitaar. Nu is er merkwaardig genoeg een grote gelijkenis tussen dochter en zoon, dat zich vooral uit in de mijmerende manier van declameren. Trixie zingt met een mooie, toonvaste en krachtige stem, dan ingehouden zingend, het volgende ogenblik shoutend. Het eerste deel van de set was Trixie alleen met de piano, tussen de nummers door bladerend in haar schriftjes met de vreemde krabbels en flarden tekst. Ik wil best geloven dat geen enkel van haar zelfgepende nummers ooit zijn definitieve versie zal krijgen. Ze zingt ze op een aftastende manier als om te zoeken wat ze er nog meer uitkrijgt. Menigmaal kwamen de haartjes recht bij de fraaie intonaties van haar stem. Het tweede gedeelte van haar show was mét band, die bescheiden op de achtergrond bleef. Misschien zelfs een iets te bescheiden. Ze moesten in elk geval niet bang zijn Trixie’s stem de schaduw in te spelen. Hoewel haar composities misschien niet passen in de12 bar I-IV-V bluesschema’s, is wat dit dametje doet toch blues. Het komt vanuit de buik, en het hart en de ziel. Dit is nu precies wat bedoeld wordt met de ondertitel van het festival verdomme : blues me ne rekker. We moeten de blues af en toe wat oprekken, anders dreigt onze muziek te verdwijnen. De majors (grote platenfirma’s) hebben haar geroken, heb ik me laten vertellen. Het zou dus wel eens kunnen dat ze weldra naar New York terugkeert. En wij, arme Belgjes hebben dan weer eens een kans laten liggen om een grote artieste op te voeren. Want het moet altijd van ’t buitenland komen om goed te zijn. Wel binnenkort kunnen we dan Trixie’s muziek kopen over de grote plas. Dan komt het van buiten en zijn we zeker dat het goed is. Maw Maw Maw…en om met Trixie's woorden af te sluiten...MERCIEKES...
Sir Oliver Mally’s Blues Distillery werkt al meerdere jaren in het bluescircuit. De Oostenrijkse Blues Distillery verandert enkele keren van formaat vooraleer ze de huidge line-up van gitaar, orgel/piano, bass en drums bereikt. Daarbij was Raphaël Wressnig de eerste organist. Zie ook elders in dit electronische blad voor een CD-review en zijn prestaties op (ge)Varenwinkel. Buiten een aantal covers, brengt de band eigen nummers, die passen binnen het bluesrock-idioom. Maar de laatste jaren durven ze allengs meer akoestische instrumenten te gebruiken om terug meer voeling te krijgen met hun roots. Hier in Vilvoorde speelden ze echter een bluesrock-set. “Slidin’ into Trouble” en de slow blues “I Had a Bad Dream” zijn twee highlights uit de show, alsook “Small Town Hustler”, alle Distillery-composities. Covers ? Ook, en niet van de minste. “Riders On the Storm” had een eigen bleusy arrangement meegekregen. Een geslaagd festival met mooie affiche : foor elck wat wils. Bluesrock met Aardvark en Sir Oliver Mally’s Blues Distillery, akoestische deltablues met Kent DuChaine en Blues me ne rekker met Trixie Whitley. Hoor ik daar nog iemand een zaag spannen ? En tenslotte natuurlijk onze lofbetuigingen aan de organisatoren en de medewerkers. En gef mai na moa ne pjeirenbufsteik. Ge zot er hoenger va kraige. witteMVS |
|