PAASBLUES ASTEN 2008
MARCH 21/24 - ASTEN NL

website organisation


reporter: Laurence
photo
: Laurence

ARTIST INFO

Professor Deaf 
and the Swingaholics
website

Robert  FossenBlues band
website

James Alabama Cambell
website

Fake Brothers
website

Stefan Schill Band
website

Big Blind
website

Hideaway
website
 

CONCERT REVIEW

Daar ik buiten de blues ook nog een leven heb, besloot ik om slechts 2 van de 4 dagen durende Paasblues bij te wonen in het Nederlandse Asten. Dit jaarlijks gratis festival wordt in diverse cafés gehouden , meestal op wandelafstand tussen elkaar. Zaterdagavond begon het pas iets na achten.

Professor Deaf (B)

In ’t Spektakel was het gezellig toeven en het geluid kwam goed door tot in de verste uithoeken van de zaal. Op het podium stond met cape en hoed Professor Deaf, en zijn Swingaholics. Deze sinds 2003 opgerichte band uit het Belgische Aalst steekt maar zelden de A12 over en daardoor zijn in het Oosten zo goed als onbekend. Ondanks hun zieke mondharmonicaspeler stonden ze nog met 7 op het podium. Met “Watermellon man” kregen we een voorsmaakje van hun jaren 60 en 70 soul en funk repertoire. “No work no play”, “hard to handle”, “T-bone shuffle”, ”make up your mind”, “jump jive”, “all right now”, “soul man”, “fanny may” en medleys van James brown en Elvis vertegenwoordigden die periode goed en werden prima vertolkt met enthousiasme, zin voor humor en visueel vermaak. Gitarist en zanger Rudy Vandenest was in alle nummers prominent van de partij. Luc Baetse op drum en Dirk Doyen op bas zorgden voor de ritmiek. De Professor en tevens oprichter van de band is Eric Doyen, die met bariton of tenor sax de stevige blazerssectie leidde. Deze bestond uit sax Willy d’Haeze, sax Geert Wille en trompet Etienne de Kuyper. Behalve de reeds vermelde weinig bewerkte covers speelden ze ook eigen werk zoals “lick my shoes”, het funky “sweeter than wine” of het zeer snelle “professor deaf”. In dit laatste deden ze ook hun presentatie met korte solo’s.
 
En de blues vraagt U? Het eigen “Rudy’s slow” begon uiterst traag en pas op het einde kwamen de blazers erbij, voordien speelden ze gewoon met z’n vieren een spelletje kaart op het podium. Voor “need your love so bad” hadden ze een lokale harpspeler uit de zaal erbij gehaald en het klonk goed, albeit met een wat te rauwe zang voor zo’n zacht nummer. Voor “Minie the moocher” (bij ons vooral bekend sinds de bluesbrother film) werd het talrijke publiek uitgenodigd om het refrein mee te zingen. De traditional “Halleluja” werd snel gespeeld, maar het record ging toch naar het bisnummer “hot rod lincoln”, een zeer goed vertolkte country die auditief perfect uitbeeldde waarvoor deze automobieltak staat op een zaterdagavond in de States. Misschien geen echte blues band, maar toch ambiance verzekerd met die mannen op de bühne. Toen was het echter al hoogtijd om een paar straten verder te lopen.

Robbert Fossen Blues Band (NL)

In de grote zaal achter café Jan van Hoek was reeds veel volk aanwezig om het optreden van de Robert Fossen Blues Band bij te wonen. Hun repertoire bestond vooral uit moderne en old school Chicago blues, met tussendoor een snelle boogie woogie zoals “lump on your stump” en “you belong to me”, waarin toetsenman Marijn Selok zijn kunsten kon etaleren. Tijdens mooie trage blues zoals “going down slow”, “I don’t have a woman”, “if you still love me” en she’s only 19 years old” was het Robbert double B Tulnhof met zijn tenor sax die heel sterk presteerde. Robbert Fossen staat wel al 20 jaar op de planken als begeleider op harp van menige buitenlandse bekendheid, maar is pas recentelijk met zijn eigen band op stap. Met een stem die soms aan wijlen Luke Walter Junior (Blue Blot) doet denken, degelijk gitaar- en mondharmonicaspel, houdt hij de groep stevig in het zadel. Gitarist Harry Dorth, bassiste Monique De Jong en drummer Robby Carree doen zonder veel op te vallen het ondersteunend werk. De covers kregen steeds een eigen bewerking zoals de trage bluesversie van “hello Josephine (Fats D) maar alle nummers van de 3 sets opsommen zou teveel zijn. Spijtig genoeg was de PA ontoereikend voor deze grote brede zaal en klonk het aan de zijkanten en aan de bar ronduit dof. Misschien daarmee dat tegen het einde (toch al lang na middernacht) de zaal half leeg gelopen was.

James Alabama Cambell (US)

Op de eerste paasdag begon iets na halfvier in een soort buurthuis net buiten het centrum, het optreden van de in 1949 in Alabama geboren James Cambell. Deze muzikant heeft ook al vele jaren in Spanje en Nederland gewoond en geniet bekendheid door lid geweest te zijn van de TROS bigband (NL tv zender). Sinds 1994 heeft ie stilaan de jazz verlaten en heeft ie zich meer toegelegd op blues, zijn grote liefde. Wat ik gehoord heb waren twee sets bijna uitsluitend gevuld met Boogie Woogie, een genre dat hem ook qua stem uitstekend ligt. Terwijl hij op zijn Kurtzweil piano tokkelt geeft ie ook nog de maat met een rond zijn voet gehouden tamboerijnen zingt. Zijn zoon James speelt naast hem ondersteunende noten op een Roland. Gitarist Michael Larry zorgt voor zowel solo, ritmische of basbegeleiding op éénzelfde instrument, en als enige blanke in de groep bespeelt Will D de drums. Hier ook een bomvol zaaltje met een wat ouder publiek dat echter meer swingde als de jeugd. Hier en daar zat ook wel een vleugje blues tussen, maar ik vond het geheel wat eentonig worden na een tijd. Het waren ook allemaal eigen nummers en zonder duidelijk herkenbare melodieën vond ik dat die Boogies allemaal wat op elkaar trokken, maar dat zal wel aan mijn onwetendheid in dat genre te wijten zijn. De PA was hier wel goed en de gratis bitterballen nog beter…

Fake Brothers (NL)

Om 18u was het bijna onmogelijk om in café de Wit binnen te gaan, laat staan om de toog te bereiken. Op het podium de NL groep Fake Brothers die al 20 jaar Texas- en Chicago blues spelen. Zanger Jaap Meurs mag dan gezien zijn leeftijd al wat minder stembereik hebben, aan enthousiasme en gevoel geen gebrek. Gitarist Ed Diekmann is duidelijk de spilfiguur in deze formatie en vertolkte vakkundig zowel snellere als tragere nummers. Bassist Arie De Kruif en drummer Ruud Swanink moesten zorgen voor de ondersteuning van wat ze dampende city blues noemen. Ze speelden minder en meer bekende covers maar veel beweging kregen ze niet in de menigte, maar dat kon ook moeilijk als je als sardientjes tegen mekaar staat. Die locatie is gewoon te klein voor zo’n optreden en velen verlieten dan ook snel het café om rustig ergens anders iets te gaan nuttigen. Op hun playlist stonden 3 sets, maar gezien het volgend optreden om 20u voorzien was dachten ze er maar 2 te spelen. Deze real deal bluesband zal geen hoge toppen meer scheren, maar brengt wel gevarieerde correcte muziek. Soms is er een toetsenman bij maar deze keer speelden ze zonder, misschien was het dat wat ik gemist had.

Stefan Schill Band (NL)

Een straat verder en het was in ’t Spektakel terug al serieus wringen om vooraan te komen. Men moet daar als het ware steeds door een venturi passeren om drank te halen of naar de wc te gaan. Dankzij het fototoestel lukte het me om tot tegen het podium te komen en er in een hoekje op te gaan zitten. Waarom al die moeite? Voor de Stefan Schill band en daar heb ik geen spijt van want voor mij was het de revelatie van dit festival. De nog met jeugdpukkels bedeelde Stefan staat nog geen 2 jaar op de planken maar ik ben er stellig van overtuigd dat wij hem nog lang zullen mogen aanhoren, en dat zowel in binnen- als buitenland. Vanaf de eerste noten in “who do you think I was” en “matchbox” werden we overspoeld met een lawine gitaarklanken die evengoed van de grote meesters hadden kunnen geweest zijn. Er werd naadloos overgegaan naar een nummer dat ik maar zelden meer hoor: “I don’t need no doctor” (hit van Humble Pie), maar hier in bluesversie gebracht zoals een SRV dat zou herwerkt hebben. Gitaargevoel, adequate bluesstem en podium presence, Stefan heeft het allemaal en etaleerde dat uitstekend in “let me up”. Drummer Arie Verhaar klopte er in dat nummer ook energiek op los en vertoonde de kwaliteiten en gedrevenheid die ik in vorige optredens gemist had. Toen ze eindelijk effe stopten kon het publiek een welgemeend applaus kwijt. “Out of my mind” was dan een wreed slowke, rustig en toch heavy, waarin de zang voortreffelijk klonk. Drummer, en bassist Matthieu Cleijne mochten stevig beginnen in “turn off the lights”, een nummer dat ook op hun demo cd staat. “Tired as a man can be” had een mindere start, maar met “chase the rain” begon het goed te bewegen (enfin, in de mate van het mogelijke) in de overvolle zaal. Met “There got to be a change” was het aan toetsenman Bob Fridzema om met een apart klinkend getokkel op z’n Yamaha S90 piano te laten horen dat ie er ook wat van kon, daarenboven bespeelde ie vakkundig een Hamond XK3 orgel en verzorgde backing vocals. Met een gewaardeerd solootje van de bassist ertussen was voor mij het bewijs geleverd dat we niet te maken hadden met een stergitarist en begeleiders, maar met vier getalenteerde muzikanten die elkaar perfect aanvoelden en aanvulden, terwijl ze dat met veel zin deden. Dat was heel goed te merken in “game called love”, een eigen nummer.

Toen kregen we een bijna akoestisch solonummer van Stefan en hoe mooi het ook klonk, het ging helemaal de mist in door het rumoer in de zaal. Dit was voor velen toch wel een beetje een ambiancebreker. “Fooled no more” had weer een groot SRV gehalte en na een snelle start in “shoeshine man” kwam een origineel vertragend einde. In “cold shot” (demo cd) mocht de bassist een lange goede solo te horen brengen. “Strange kind of blues” was alweer een zeer goed eigen nummer met veel variatie, beginnend als Delta blues en jazzy eindigend, met daartussen passages geïnspireerd door Kenny Wayne Sheppard en SRV. Stefan trekt niet alle aandacht naar zich maar laat veel ruimte aan de andere bandleden of speelt er uitdagende duetjes mee. Dit is echt blues van de bovenste plank. In het funky “come on in” waren Booker-T passages en alweer zeer energieke drums te horen. “Too tired” was echt niet voor hen van toepassing, ze speelden twee uur non stop op drijfkracht, dit nummer zou trouwens een goede demo kunnen zijn voor hen. “Kings highway” van Kenny Wayne Sheppard staat er dan wel al op maar klinkt live 10 keer beter en meer heavy. Het alom bekende “Little Wing” (SRV) begon als een carbon copy van het originele, kwestie van te laten horen dat hij het aankon, maar evolueerde halverwege in een eigen variatie met wah-wah effecten en sterk drumspel. Kon het dat het beter klonk als het originele? Zonder bisnummers kwamen ze er niet vanaf en eerst kregen we “like a rolling stone” dat in crescendo ging. Dat ze ook andere dingen aankonden bewezen ze met “Lady B Good”, een Boogie Woogie met beide gitaristen rond de pianist, en een ingelaste drumsolo. Dit was een goede swinger als afsluiter, veel sneller en gevarieerder als het origineel. Ik kijk echt al uit naar een optreden van die gasten in België, wie gaat ze boeken?

Big Blind (NL)

Ondertussen was het 22u voorbij en door de overlappende programmatie heb ik deze band overgeslagen en ben naar het volgend optreden gestrompeld, sorry guys, misschien waren jullie heel goed maar ik kon niet overal op dezelfde tijd zijn en volg liever volledige optredens als te rapporteren na hier en daar een stukje mee te pikken.

Hideway (B)

In een grotere zaal met breder podium kwam ik net op tijd om de gerenommeerde Belgische Hideway te horen starten met “start it up”, en het swingde al meteen. Na “sick and tired”, het sterke traditionele “members only”, en een nummertje met steelgitaar door zanger/gitarist Ralph Bonte waarbij iedereen spontaan in de handen begon te klappen. “you gotto go” swingde ook al als de duvel en daarom blijft die 20 jaar oude band ook fris overkomen. Met “gone gone gone” mocht Patrick Cuyvers de klank van zijn Hammond B3 laten horen, en kwam het talent van saxofonist Geraard de Groote in de verf te staan. Bassist Eric Vandekerckhove en drummer Johan Guidée verzorgen een diskreet maar goede ondersteuning, alsook gitarist Jean-Marie Herman. Met hun 6 man op het podium wordt het echter nooit chambles, alles blijft netjes gescheiden onder controle. Pas na 3 uren spelen kon de afbraak beginnen en het volk was er nog steeds. De playlist opsommen zou overbodig en teveel zijn, maar hun (en ook voor het publiek) favoriete nummers zoals “Raise the Roof”(handjes hoog), “Cadillac Blues” en “Mustang (Sally)” hebben ook de revue gepasseerd. Voor de rest hoef ik hier niet teveel commentaar meer over te schrijven, deze band is reeds genoeg bekend en geapprecieerd door jong en oud.

Verwacht niet dat iedereen op dit festival van de ene kroeg naar de andere verhuist, dat doen alleen een paar diehards en die hebben dan wel wat last van overlaps. De rest is de gewone bevolking die een avond of namiddag in hun stamcafé (blijven) zitten en daar ook tussendoor nog eens een bluesbandje te horen krijgen. Hier kom je dan ook niet veel festivalgangers tegen (er is trouwens niks voorzien om te kamperen), maar het brengt de blues wel tot bij de mensen in hun gemeente, en dat werkt zo goed dat het evenement een beetje uit zijn voegen begint te barsten, vooral in de kleinere zaaltjes. Hopelijk is het volgend jaar wat warmer maar we mogen voor zaterdag en zondag toch niet klagen, het bleef meestal droog, toch wel belangrijk als je voor elk optreden over straat moet. De organisatie BLAST heeft prima werk geleverd en ik zie er al naar uit om volgend jaar terug present te zijn.

Laurence