BELGIUM RHYTHM & BLUES FESTIVAL PEER 2008
JULY 11/13 - PEER

website organisation

reporter:witteMVS
photo
:Freddy

FESTIVAL REVIEW

Eerst even deze voorbeschouwing vooraleer we een meer gedetailleerd sfeerbeeld zullen trachten op te hangen. Peer editie 2008 werd ondanks alles toch nog een succes. Doemdenkers verkondigden aan de hand van de Peer-affiche 2008 dat de ondergang nabij was. Deze bijna-afvalligen konden hun mening herzien na afloop van het festival, en deden dat ook als hun ijdelheid het toeliet. Zoals ik reeds zei, Peer-Blues overleefde de strijd met glans en daar zijn wij bij Rootsville zeer tevreden mee. We gaan tenslotte voor dezelfde doelstellingen, de blues en aanverwante roots-muziekstijlen in de belangstelling houden in deze hectische tijden. Wij hebben deze muziek nodig, voor onze gemoedsrust. Muziek die hoe langer hoe meer aan de klauwen van de grote commercie ontsnapt, ook al omdat ze financieel oninteressant is voor de grote distributeurs. Onze artiesten moeten hun CD’s zelf slijten na afloop van de concerten. We gaan terug naar af.

De mastodont major labels hebben zichzelf buiten spel gezet door hun prijzenbeleid. Als de internetvendors  nu hun slagje thuishalen is dat grotendeels onvrijwillig bewerkstelligd door die majors. Zogenaamde “postorderbedrijven” als CDbaby staan veel dichter bij de potentiële koper en bij de artiesten. Deze moeten geen uitzichtloze deals sluiten of hun ziel verkopen om bij zo’n major binnen te raken, als het ook op deze manier kan. En bovendien is het een garantie voor de kwaliteit van de muziek en de integriteit van de artiest, want deze kleine labels en distributeurs bemoeien zich niet met de artistieke output van de muzikanten. En het drukt de prijs voor een CD met vijftig percent, zonder dat de artiest er moet voor inboeten. Als we deze gedachtengang doortrekken naar het festivalwezen, zien we dat ook daar moet opgebokst worden tegen de grote haaien. Om nog een “grote naam” aan de haak te slaan, moet men zich schikken naar de eisen van de grote promotoren. Ben je niet inschikkelijk genoeg kan je het schudden. Dit alles maakt dat het voor de organisatoren van grotere festivals als Blues Peer niet makkelijker. Een affiche samenstellen met enige allure vergt heel wat inspanning en zenuwen en dan moet je nog de kritieken, van zij die het allemaal zoveel beter weten, over je rug laten glijden. Dus kan ik alleen maar chapeau zeggen tegen de moedige organisatoren van onze Peer Blues.

Men zal me wel een onvoorwaardelijke fan van het festival gaan noemen, maar daar heb ik het niet moeilijk mee, want dat ben ik. En onvoorwaardelijk omdat de voorwaarden ook nog grotendeels in de vierentwintig afgelopen jaren werden ingevuld. Natuurlijk had ik hier of daar liever X of Y gezien en gehoord, maar zo heeft iedereen wel zijn voorkeuren. Daarom kan of mag je een festival niet minder geslaagd noemen. Er was minder volk, hmm ja, maar gezien de weersomstandigheden en de onverbiddelijke concurrentie dit weekend op een relatief kleine radius van Peer is de opkomst toch nog opzienbarend. Want deze omstandigheden, maken dat je kan stellen dat de zeventienduizend bezoekers over het weekend, echte bluesfans zijn, die-hards die de nachtelijke temperaturen van 5° aan de grond in hun tentje trotseerden en op vochtige matrassen insliepen. Of een wake hielden aan de toog van de omliggende etablissementen. In het kort samengevat: “17.000 hardcore bluesfreaks can’t be wrong !!!”.
Rootsville wenst de organisatie unaniem proficiat en zal BRBF Peer altijd steunen met al zijn beschikbare middelen.

witteMVS en de gehele crew van Rootsville

FRIDAY JULY 11

T-99 (NL)
website

cd review

De hypnotische drumbeat van T-99 lokte ons van het backstage-terras naar de tent. Centraal op het podium zoals altijd, dwingt Martin de Ruiter met zijn monotoon ritmische bassdrum de nog schaarse aanwezigen naar de voet van het podium. Ze openen altijd met deze intro van “Fichez le Camp”, en het werkt. Iedereen’s nieuwsgierigheid wordt gewekt en zo trekken ze de aandacht van de nog rondzwervende aanwezigen. Met “Drunk” dat stevig rockt verstevigen ze nog die “lokroep” en hier en daar gaan er zowaar al wat dansbewegingen ontstaan. Soepele bewegingen is niet meteen wat ik de man die naast mij komt opdoemen kan toedichten. Hij is gelijk al aan de waggel en het festival is nog maar drie akkoorden oud. Hij wil me een geheimpje verklappen, denk ik, maar hij kan geen twee woorden meer in de juiste volgorde krijgen, geeft het op, meet snel de afstand tot de grond en maakt een buiklanding waarbij zijn halfvolle plastieken christalleke opspat, alsof het blij is ontsnapt te zijn aan de innerlijkheden van zijn belager. Deze kerel vertelt het niet voort. Zijn maats zijn er als de kippen bij om hem terug in koers te brengen, maar na enkele pogingen geven ze het op en verkiezen er bij te gaan liggen. Een illustratie op de song van Mischa den Haring. Een spontane videoclip.

Ondertussen etaleert T-99 zijn eigenzinnige mix van blues, rock, chanson, klezmer en een scheutje ska en blijft toch bovenal van dit alles een eigen sound te brouwen. Ze putten uit hun reeds vier CD’s rijke repertorium, maar vooral uit hun laatste “Vagabonds”. Deze Amsterdammers lijken zo uit de negentiende eeuw gekatapulteerd, Oliver Twist, maar hun muziek is tegelijk rootsy en eigentijds. Ondertussen is er steeds meer volk komen opdoemen. Maar ook onheilspellend zwarte cumulo-nimbussen stapelen zich op in het zwerk. Gelukkig heb ik eerst mijn tentje opgezet alvorens de festivalsite op te draaien. Of moeten ik zeggen, spijtig genoeg heb ik reeds mijn tentje opgezet. T-99 eindigt alleszins niet in mineur en onder luid applaus beëindigen ze hun laatste nummer. Geen bis, kan niet want de time-schedule laat het niet toe.

THE ELECTROPHONICS (NL)
website
cd review

Nog Hollanders hoor ik zo links en rechts van mij sommeren. Maar er klinkt geen kwaadaardige ondertoon in door. Voor ons, bluesliefhebbers zijn er geen grenzen, en als onze noorderburen goeie muziek komen deponeren zijn ze meer dan welgekomen. The Electrophonics behoren bij deze categorie en mogen dus ten allen tijde de reeds danig vervaagde noordelijk landsgrens overschrijden. Deze kleine ‘big band’ bestaat benevens een klassieke combo met vocals/ harmonica, guitar en ritmesectie, een piano en vier blazers. Twee saxofoons, een trompet en een trombone maken dat het repertorium veeleer in de jump blues en west-coast swing sferen vertoeft. Overwegend eigen geschrijf. Maar er is ook nog plaats voor vettige chicago, daar zorgt zanger-harmonicist Stephan Hermsen dan weer voor.

Huub Goosen zorgt voor uitgekiende gitaarsolo’s die nooit of te nimmer verdwalen in het pentatonische bos en de metronomische ritmesectie laat geen steek vallen. Al zitten ze dan verpakt in een keurig maatpak en spelen ze zo strak als een perpetuum mobile, er zit een overtuigende grom in, die recht van de onderbuik komt, en dat onderscheidt hen van het technisch perfecte balorkest dat verder geen kloten te vertellen heeft. Ballroom-blues ? Zeker weten, maar dan van de goeie soort, en weinig talrijk zijn zij die het hen nadoen. Catch that Swing Train…Changez…en het moment voor het eerste bisnummer.

THE PERPETRATORS (Can)
website
cd review

Van Winnipeg, Manitoba, Canada komen deze dertigers. In hun hometown ‘backten’ ze voor Hubert Sumlin, Paul “Wine” Jones en Louisiana Red, amongst others. Vanaf de eerste keer dat ik ze aan het werk zag, was ik verkocht. Dit is nu-blues.
Ondertussen is het aan het strontregenen gegaan. Het valt in bakken naar beneden. Ik vraag me af of mijn tentje hiertegen bestand is. Ik vraag me af of hier überhaupt gelijk welke tent impermeabel blijft onder het gewicht van deze zondvloed.
“The Z-Rays Cured My Hangover”, prachtige song title toch ?, zindert door de lucht en ik denk out of the blue, Hound Dog Taylor meets The Ramones. Als het in een one-liner moet worden uitgespuwd, dan deze ! Maar The Perpetrators zijn nog zoveel meer. Garage-rock, blues-punkers, de Nirwana van de blues met Jason Nowicki in de rol van Kurt Cobain, de levende weliswaar. Deze ‘plegers’ maken al hunne songs, op twee of drie covers na, zelf. Dan moeten ze zich niet verantwoorden en royalties betalen. Ze denderen als een op hol geslagen trein door hun set, zonder omzien. They take no prisoners. Je springt erop of je springt ernaast. Iemand die zegt dat ze een beetje goed zijn, wordt gedumpt. Geen halfslachtigen worden gedoogd in de gelederen. Je ben voor of je bent tegen. Wie denkt dat het er in het noordelijke Winnipeg rustig aan toegaat, gemoedelijk gehuld in een spierwitte sneeuwdeken, vergist zich. Er wordt daar tot de dood gevochten voor een “Sixpack” of beer. Een prachtige song overigens.

Hun blues/rock/surf werkt op hoog octaan en met een scheut nitro erin. Een driemansformatie met een potige ritmesectie. Ryan Menard, bass en Chris Bauer, drums weten van wanten en ondanks het heftige op en neer en heen en weer, verliezen ze zich geen enkel moment in het tempo en de beat. Deze Perpetrators wil ik in mijn tuin op mijn volgende barbecue. Laat ik maar dromen. Ik kan alleszins hun drie albums spelen. Met bassist Ryan’s compositie “Honeypie” neemt deze Jason’s Telecaster over en gaat ook zingen. Jason bast. Geen kat die het verschil hoort. Super ! Een eerste revelatie voor diegenen die hen nog niet aan het werk hebben gezien. Een eerste ovatie en een bisnummer wordt toegelaten. Tant pis pour le retard. Wie is trouwens die kip die de acts poogt aan mekaar te kakelen ?
Ondertussen is het watergordijn een muur geworden waar je niet doorheen kan. Je botst er tegenop. Je ketst ertegen af, zoals een platte steen die je over een wateroppervlak schiet.

THE SEATSNIFFERS (B) & FRIENDS
my space
cd review

Wie ze niet kent is pas uit een twintigjarige coma ontwaakt. The Seatsniffers hebben waarschijnlijk meer vrienden dan geld en gelukkig zijn ze niet allemaal meegekomen, anders waren we nu nog niet klaar met hen. Onze Belgische Sniffers zijn tot ver over de landsgrenzen en zelfs de Europese grenzen bekend. Ze zijn een instituut geworden. Wie rockabilly en americana-roots zegt, kan niet voorbij de Seatsniffers.
Ze beginnen met hun ijzersterke “Assembly Line”, gevolgd door “Checkup from the Neck Up”. Het geraas van de op de zeilen trommelende stortregen wordt weggevaagd door deze rockers van formaat. Een eerste vriend, Ruben Block van Triggerfinger, komt de gelederen versterken voor een keihard “I Got A Love”. Walter Broes glundert, zo heeft hij het graag. Piet de Houwer laat zijn drumstel voor wat het is, en zingt “Baby Come to Papa”. De dag dat Piet zo goed zingt als hij drumt is de wereld te klein. Ruben Block komt terug op voor wat zwaarder werk. Vriend Igor Maseroli (Maserati volgens Walter) vervoegt saxofonist Roel Jacobs met zijn baritone en met zijn beidjes blazen ze de soulziel in T alias Mark Thys. “…North to South..East to West….” Dit zijn de Sniffers op kruissnelheid. En dan komt “I Can’t Stand the Rain” meesterlijk gezongen door Mark T. Plenty of soul, that man. Zowaar de regen is opgehouden. Hij had het eerder moeten komen zingen. Nu is het al te laat, zoals later zal blijken.
Ruben is terug met “Fortunate Son” van Fogerty, dat doet hij ook met Triggerfinger. De tent zingt mee, of haar bevolking althans. Misschien de tent ook wel. Nog vrienden, Marinus met zijn pedal-steel en Jan Desmedt van De Nieuwe Snaar op accordion. Cajun geblazen. Daarna volgt Howlin’ Wolf’s “300 Pounds of Heavily Joy”, “This Is It” en “San Antonio”. Jan af, vriendin Nathalie Delcroix op met “It Will Never Come to Light” dat ze ook zingt op de voorlaatste CD “Let’s Burn Down the Cornfield”. Met “Luxury Liner” begeeft ze zich op gevaarlijk terrein, maar komt er heelhuids uit. Voor de finale “I’m Goin’ to Jackson” staat er negen man op het podium. Ovatie, ovatie. Gebist wordt er door The Seatsniffers puur en onversneden met een Steve Earle- nummer 'The Devil's Right Hand' en als allerlaatste “This Must Be The Bottom”. Een mooi einde van een mooi begin van een mooi festival. Men zegge het verder.
Ondertussen is het volledig opgehouden met regenen en met geïmproviseerde pontons hebben de genietroepen van BRBF een brug geslagen over de swamps die ontstaan zijn tussen de hoofdtent en de rechtse dranktent. Gelukkig maar, we kunnen terug aan de christal.

Na de feestelijkheden, trek ik naar mijn tentje voor een welgekomen nachtrust. Als ik in volslagen duisternis gewaar wordt dat ik natte voeten krijg in de omgeving van mijn tentje, krijg ik al een donkerbruin vermoeden. Mijn Mag-Lite brengt opheldering. Eens de ritssluiting open van mijn tentingang zie ik mijn matras drijven in het hemelwater. Mijn tent is wel degelijk waterdicht. Het water kan niet naar buiten.
Ik zie mij genoodzaakt, vanwege deze mini-Katrina die mij treft, terug te keren op mijn passen om de nacht door te brengen in de drogere oorden van de Sporthal. Uitwendig droger althans. De keet zit als vanouds stampvol en de ambiance is uitzinnig. Rory Gallagher en George Thorogood wisselen elkaar af om het spel aan de waggel te houden, en voor we het goed en wel beseffen breekt het zonlicht door de ochtendwolken. Het is zeven uur. Ik kan aan de wederopbouw beginnen. Tot straks.

SATURDAY JULY 12

THE RHYTHM CHIEFS (NL)
website

 

Nederland mag weer openen vandaag . Wij zijn veel te goed. Als je de leeftijd van de drie groepsleden van The Rhythm Chiefs samentelt, bekom je de gemiddelde leeftijd van de bezoekers. Behalve de kindjes van Peer die hier straks hun opwachting mogen doen, zijn zij zeer zeker de jongsten van het festival met hun baardloze zeventien lentes. Maar hebben ze de jaren ervaring niet, talent hebben ze wel, én de juiste attitude en gevoel voor de muziek die ze willen spelen. Geen pure blues maar alleszins rootsmuziek. Country, rockabilly, blues, zelfs een tikkel bluegrass, funk en een sneer jazz zijn de ingrediënten van hun sound en de grote voorbeelden voor elk van hen zijn Steve Ray Vaughan, The Palladins , The Fabulous Thunderbirds en The Blasters. Ze openen stevig, zoals het op de vroege middag op een festival betaamt, met een instrumentaal “Caldonia”. De reeds aanwezige bluesliefhebbers worden nog eens extra wakker geschud. Gitarist Dusty Ciggaar geeft van sigaar. Hij lijkt er helemaal geen moeite mee te hebben. Zijn stratocaster ligt perfect in zijn pollen, alsof hij dat ding al vijftig jaar bespeelt. Met “High Water” is het Texas-blues geblazen en “Ships of Wonder”, de titelsong van hun eerste en voorlopig ook laatste CD, heeft een exotisch tintje. In “Ruby’s Way” een supersnelle countrypicker à la The Hellecasters, komt Dusty nog net een ietsje te kort. Maar dat is binnen een tiental gigs ingelopen.

Danny van ’t Hoff, baas en Rafael Schwidessen, drums vormen een prima ritmesectie. Alle tempowisselingen en muziekwendingen worden door beide jongens foutloos opgebracht. Als afsluiter wordt “Chiefs” opgedist. Een prikbord van een nummer waarin ze hun kennis van de illustere voorbeelden aan elkaar rijgen, met als absolute einde de befaamde slotakkoorden van Johnny Cash’s “Folsom Prison Blues”. Als ze zo voortwerken, gaan we nog veel horen van dit triootje. Nederland is alvast verzekerd van ene troonopvolger op gebied van goeie gitaarblues. Maar daar kunnen wij dan ook van meegenieten.

JIM COFEY (B)
website
cd review

Van eigen bodem en uit een heel ander vaatje tapt onze eigenste Jim Cofey, de nieuwste outfit van bassist Jan Ieven, ex El Fish en Patrick Cuyvers die nog in Hideaway tewerkgesteld is en hier benevens de toetsen ook vocale bijdragen levert, de enige vocalen moet ik er volledigheidshalve aan toevoegen. Jim Cofey is al het goede dat er in New Orleans Jazz en Funk leeft en gedijt. De nummers zijn van eigen alaam, getekend Ieven/Cuyvers en ook op het grote podium komen ze goed tot zijn recht, wordt me nu duidelijk en mocht ik daar ooit al aan getwijfeld hebben. De meeste nummers van hun debuut-CD “Black Box Allegations” komen aan bod. Igor Maseroli is met zijn extroverte attitude en charisma een frontman in hart en nieren. Zijn tenor- en baritone-saxofoons helpen hem daarbij een handje. In “Bricks and Tiles” komt Kristof Michiels, alias DJ 4T4 een handje scratchen op zijn pro-platendraaiers. Kristof is de producer van het bovengenoemde album, hij weet dus wat hij eventueel aan meerwaarde kan toevoegen. De bijna klassieke New Orleans sound van de band krijgt hiermee een zeer moderne en nog zwartere uitstraling.

De funk van de jongens slaat over op het publiek en her en der zijn dansende eilandjes te bespeuren. Patrick’s narratieve soulstem galmt onder het canvasdak tot helemaal achteraanin de tent waar mensen liggend en zittend genieten van de muziek. Sommigen ondersteunen de ritmes door op kartonnen dozen te trommelen of op mini-djembé’s. “Seems Like Yesterday” klinkt het uit de P.A.boxen, en even ben ik ook die mening toegedaan bij de aanblik van de groepjes mensen die samenklitten op een plaid en met eenzelfde geheimzinnigheid als veertig jaar geleden, slecht gerolde sigaretten doorgeven. Het leven is een lus. Niets nieuws onder de zon of de stapelwolken. Igor’s tenorsax scheurt door de licht benevelende Indiaanse rooksignalen. Jim Cofey is muziek die overal in past. Als een lekker pokje fokkie.

ERJA LYYTINEN (Fin)
website
cd review

Ground control call’s major Tom. Achteraan in mijn hoofd wordt ik aangemaand naar moeder aarde terug te keren. Waarom dan. Maar natuurlijk, het is de beurt aan onze goeie Finse vriendin Erja Lyytinen om haar zang- en gitaartalenten over de reeds voltallige menigte te laten sliden. Haar zwarte gestyleerde bottleneck glijdt over de snaren van haar helblauwe G&L Tele voor het instrumentale “Broadcast” dat ook haar nieuwe CD inluidt. Onwillekeurig wordt eenieders aandacht naar het podium gezogen door dit intrigerende nummer en ook wel een beetje door Erja’s fraaie verschijning natuurlijk. Maar het wordt iedereen snel duidelijk dat ze haar huidige status van Baltische Bonnie Raitt niet behaald heeft met haar looks. Ze zingt voortreffelijk en haar gitaar klinkt heavy en punkerig. Geen zachtaardig vrouwelijk gewriemel op de snarenmachine. “Everything’s Fine” klinkt het over haar rochelende reutelende slidespel. Hard.

Voor “Grip of the Blues” grijpt ze naar haar rooie G&L. Deze staat normaal getuned, voor standaard gevinger. De blauwe staat in open tuning. Een sensibeler nummer. Ze kan ook zacht zijn, onze Erja. Haar gitarist en producer Davide Floreno blijft opvallend op de achtergrond gedurende bijna de hele set. T.J. White’s “Steamy Windows” wordt zo mogelijk nog meer laid back gebracht dan we van de meester himself gewoon zijn. We hebben snel begrepen dat ze een promotie-gig voor haar nieuwe CD “Grip of the Blues” in mekaar gebokst heeft. En dat mag natuurlijk, want het pareltje mag er best zijn. Alleen “Rollin’ and Tumblin’ “ vindt ik niet zo lekker bekken in haar bewerking, een kwestie van goesting zeker. “Wish I Had You” heeft wat van een trage Led Zeppelin-song. Stairway to Heaven en zo. Maar haar “Dissatisfaction” heeft dan weer heel wat Keith Richards in zich. Zou de titel van het nummer hier enige affiniteit mee hebben. Ruige en onvolledige akkoorden op een telly, waar hebben we dat nog gehoord ? Ik ben zeker dat Lyytinen, nu ze een eerste grote festival in het Europese epicentrum Peer erop heeft zitten, in heel Europa zal geboekt worden op grotere en minder grote festivals. Ana en andere Popovic-en, weest op uw hoede. Johan, man aan het werk.
Na haar obligate verplichtingen, is ze met ons gaan pinten pakken in de rechter zijbeuk aan de toog. Dat kon ze haast incognito, omdat natuurlijk niemand vermoed dat Erja in ons gezelschap beweegt. Finnen drinken graag pinten. Vooral Belgische pinten. Ook de Finse vrouwen zijn er niet vies van en al hadden we beloofd er geen bewijzen van op 't net te zetten...toch hebben we onze belofte gebroken met één klein fotootje.

RYAN SHAW (US)
website
cd review

Ryan Shaw is de eerste soulzanger van het weekend. Men vergelijkt hem voortdurend met de vroegere stax-vedetten als Otis Redding en Wilson Pickett. Daar kan ik me niet zo eensgezind bij aansluiten. Destijds noemde men hen rhythm ’n’ blues zangers. Deze R&B had niets, maar dan ook niets gemeen met de huidige slijm en kwallen R&B die de ether vervuilt. De rhythm ‘n’ blues van de jaren zestig had een intens kiekebich-gehalte, greep naar de keel en de onderbuik. Luister maar eens naar “My Girl” of “Pain in My Heart” van Otis Redding. You dig it ? Later is men deze vorm van blues dan soul gaan noemen. Omdat ze uit de ziel kwam. Waaruit ik dan weer concludeerde dat de ziel in de onderbuik moest huizen. Tot daar het stukje historie. Dat ik Shaw niet op het schapje van Stax wil hijsen, wil nog niet zeggen dat ik hem niet goed zou vinden. Wel integendeel. Nummers als “Do the 45”, “Nobody” en “We Got Love” zijn geschenken uit de hemel.

Maar de rauwe gerafelde kanten zoals we die van de sixties rhythm ‘n’ blues kennen, zijn er af geknipt. Ze zijn misschien meer Motown dan Stax. Als ik Ryan Shaw hoor, roept dat vergelijkingen op met de vroege Terence Trent D’Arby, eerder dan met Wilson Pickett. Deze laatste wist ons in 1999 hier op deze eigenste plaats nog onderhuidse electriciteit te bezorgen. En dat heeft Shaw mij niet bezorgd. Maar misschien zijn wij wel te oud geworden om nog nieuwe goden toe te laten in ons soul-pantheon. Maar ik haast me nogmaals te zeggen dat Ryan Shaw een meesterlijke set neerzette. Op die korte tijd en met nog slechts één CD op zijn actief zijn huidige status verwerven, bewijst dat hij heel wat in zijn mars heeft. En hij zou binnen zeer korte tijd misschien zelfs uit het roots- en bluescircuit kunnen verdwijnen. Want met zijn smoeltje kan hij in de lucratievere tak van de commerciële muziek terecht.

WATERMELON SLIM (US)
website

Nu is het tijd voor het rariteitenkabinet. William Homans, aka Watermelon Slim, is Vietnam-veteraan, ex-trucker, hartlijder sinds zes jaar en nu vooral een authentieke bluesman. Hij leerde gitaar spelen toen hij in het hospitaal van Saigon genas van een wonde en revalideerde. Hij was een man van twaalf stielen en dertien ongelukken. Na zijn hartaanval in 2002 besloot hij full-time bluesmuzikant te worden. Een wijs besluit, want nu kunnen wij daar de vruchten van plukken. Hij kan reeds royalties trekken voor vier albums binnen de vijf jaar. Dat is bepaald productief als je daarbij nog in ogenschouw neemt dat hij alle nummers zelf schrijft en daarbij de songs nog voorziet van echte verhalende teksten die uit zijn levenswandel zijn gelicht. Hij heeft een heel speciale manier van slide spelen. Zijn square-neck dobro met spider heeft hij op een soort van strijkplank gemonteerd, zodat hij confortabel kan slippen en sliden. Hij speelt ook voortreffelijke bluesharp en dat was mij eigenlijk nog niet echt opgevallen bij het beluisteren van zijn albums. Zo zie je maar.

Hij heeft de stem van Popeye die zijn tanden heeft vergeten in te steken en Busch is zijn gedeclameerde vijand. Hij kan de Bob Dylan van de blues genoemd worden maar dan zonder de tastbare serieux de oude meester. Watermelon Slim schuwt geen grappen en grollen. Tegelijk hilarisch en intriest is “Shed My Blood in Mississippi”. En van “WWW” ga je plat. “The Bloody Burmese Blues” klinkt wat ernstiger, maar Slim voegt er tijdig een kwinkslag aan toe. “Max the Baseball Clown” is ultra catchy en introspectief. The Workers zijn fantastische muzikanten.   Ze weten steeds waar hun frontman naartoe wil. “No Paid Holidays“ is de afsluiter. Een enorm applaus valt Watermelon Slim te beurt, en hij zegt nog maar eens welk een wonderfull publiek we wel zijn. Ik vond hem fantastisch, en duizenden anderen ook. Bewijze de applausmeter.  

DANA FUCHS (US)
website
cd review

Na de gelouterde Watermelon Slim krijgen we een wilde hyperkinetische deerne op het podium. Wie durft te beweren dat Blues Peer geen ballen verstand heeft van variatie in de programmatie, verliest bij deze zijn krediet en geloofwaardigheid tot het einde zijner dagen. Dana Fuchs mocht in New York in een Off-Broadway productie de rol spelen van Janis Joplin. Die is haar op het lijf geschreven. Ze moet er geen enkele moeite voor doen. De fysieke overeenkomsten zijn er ook, tenminste met de jonge Janis, voor ze naar enige corpulentie begon te nijgen.

In het vuur van de strijd schudt Dana haar haren alsof ze ze kwijt wil. Ze verdwijnt erin. Zo keerde ook Janis zich binnenste buiten in haar wilde haardos. En qua stemkracht en expressie zit ze ook op de juiste golflengte. Haar vaste gitarist en co-composer John Diamond is mee van de partij. Hij weet precies hoe ze in mekaar zit. Als ritmesectie heeft ze Nicky Hustinx en Walter Latupeirissa, respectievelijk bass en drums, ingehuurd, en Bobbi van de Berg op keyboards. Dana rockt alsof haar leven ervan afhangt. Misschien is dat ook zo. Maar ook rustigere nummers kan ze moeiteloos aan. Met veel ‘emotional soul’ getuigde ze hiervan met “I’d Rather Go Blind”, een nummer van E.Jordan uit 1966, groot gezongen door zowel Etta James als Chicken Shack.

Alle songs die ze ons voorschotelt zijn met volle overtuiging gebracht, alsof ze ze zelf heeft geschreven. Wel euhh, voor negentig percent van het aanbod is dat ook zo. Alleen het eerder genoemde “I’d Rather...” en de drie hierna genoemde heeft ze aan andere groten ontleend. “Papa Was a Rolling Stone” van Sly Stone, was het enige zwakke moment in haar show. Vermoedelijk bouwt ze dit nummer in als adempauze, voor haarzelf als voor ons al zongen menig festivalgangers dit uit volle borst mee.

In elk geval heeft ze een overdonderend succes binnengerijfd. Alweer een punt voor Peer. Een bisnummer moet eraf, en het wordt natuurlijk die waanzinnig Beatles-kraker “Helter Skelter”, ze zingt het danig geïnspireerd dat een stuk van haar ziel op de planken achterblijft. Charles Manson, wiens lijflied dit was, zou bang geworden zijn van de voorstelling. Don’t fuck with Fuchs.

TINARIWEN (Mali)
website
my space

Ook Touaregs krijgen ooit wel eens genoeg van de eeuwige duinen. Na, op het einde van de jaren zestig, verdreven te zijn uit Mali, en ook in Algerije niet echt welgekomen te zijn, besloten verschillende groepen jonge Ishoumar (naar het Franse chômeurs) te emigreren naar Frankrijk. Daar werden ze dan dikwijls nog opgepakt voor hun verleden als gewapende rebellen en misdaden tegen de gevestigde orde. Dat moesten ze uitvegen met een aantal jaartjes brommen. Ze luisterden naar onze westerse rockmuziek, leerden zichzelf gitaar spelen op basis van quadams in plaats van onze toonladders en emuleerden het resultaat met hun eigen bedoeïnen-muziek. Wat we nu horen is dus geen authentieke touareg-muziek. Het is hoogstens een bewijs dat wanneer twee muziek-culturen elkaar ontmoeten, ze de neiging hebben hun gezamenlijke roots uit te pluizen. Wie was eerst ? doet hier niets ter zake en is totaal irrelevant. Van belang is dat muziek een transportmiddel was en is, om in andere sferen te proberen te verzeilen. Om los te komen van dagelijkse beslommeringen en problemen.

Vandaar ook de opvatting dat de beste blues, en per definitie dus alle vormen van volkse muziek, uit de grote miserie ontstaan. Ontbering versterkt de expressieve talenten in een mens, is een gegeven dat zeker vele voorbeelden heeft gekend. Behalve dat Tinariwen in hun taal, het Tamashek, zingt, is er voor het overige dus niet veel originele volksmuziek mee gemoeid. Wat wel overblijft is het hypnotische van de minimalistische ritmes van deze ‘Sahara-blues’, wat een soort van trance wil veroorzaken als men zich voldoende concentreert; en leg nu onze zogenaamde trance-blues hier maar eens naast van onze betreurde Burnside en Kimbrough. Obviously they have collective roots, I would say so.

Ook de opstelling van de Tinariwen-band is niet zeer folkloristisch, men ziet heel duidelijk de structuur van een rhythm ‘n’ blues combo. Een ritmesectie, een frontman, een gitarist, of twee, en de backing vocals in de vorm van twee vrouwelijke schonen. En dan is er nog de vraag-  en antwoord-vorm van de songs zoals deze ook sterk aanwezig is in de blues en alle rootsmuziek overigens. Twee nummers sprongen eruit, allebei van hun vorige CD “Amassakoul”, met name het perfect dansbare funkyë “Oualahila Ar Tesninam” en het integrerende “Amassakoul ‘N’ Ténéré”. We hebben weer iets bijgeleerd dankzij Alvin Lee’s keelpijn !

LITTLE FEAT (US)
website
cd review

De één zijn dood is de ander zijn brood. Alvin Lee is nog wel niet gestorven, mogen we aannemen, maar dankzij zijn keelpijn en bijpassende surgery, kon hij niet aanwezig zijn op het grote feest van Peer. Een gemiste kans, want of het er ooit nog van komt is dan weer een vraag die dient opgelost door experts ter zake. Little Feat deed er zijn voordeel mee en klom naar de top of the bill. En daar schitteren ze nu in volle glorie, met een nagenoeg originele bezetting. Personeel van het eerste uur zijn keyboardist/zanger Bill Payne en drummer Richie Hayward. Frontman en stichter van de eerste formatie, Lowell George heeft reeds lang geleden voor de eeuwigheid gekozen en zijn Inventive mede-Mother Roy Estrada ? Zijn schepper mag weten waar hij ergens uithangt. Van een heel kort op de oprichting volgende infuus aan muzikanten zijn gitarist/zanger Paul Barrère, bassist Kenny Gradney en percussionist Sam Clayton de exponenten. Gitarist/zanger Fred Tackett verving Lowell George toen deze de band verliet, net vóór zijn dood. Je ziet dat deze bijna veertig jaar oude band vrij stabiel is gebleven, enkele splitten en heroprichtingen en komen en gaande muzikanten nu even buiten beschouwing latende. En ..oh ja…tante Shaun Murphy verscheen ergens halverwege ten tonele en ze hebben haar er nooit meer afgekregen. Wat zij voor meerwaarde biedt aan de band mag God weten. Ze speelt geen instrument en haar vocale bijdragen zijn ook niet om naar huis te schrijven. Om de boel te versieren is ze ondeskundig slecht gecast. Misschien kookt ze goed ? Als je lang met een toerbus op ronde bent, kan dat nuttig zijn. Maar in dit enige geval zou ik dan geneigd zijn het macho-principe te verdedigen : vrouwen aan de haard !

Little Feat is nog steeds even behendig gebleven met zijn instrumentarium. Hun sound herken je uit de duizend, welke song ze ook mogen spelen, eigen werk of cover. Dit heeft alles te maken met de funkyness van de rhythmsection in wisselwerking met de keyboards van Payne. En daarover heen gedrapeerd die typische compressed, damped and overdriven slide van nauwkeurige Paul Barrère.
Zelfs dood herken ik ze. We krijgen mooi enkele Feat-standards op een rij. Reeds duizend keer hebben ze die gespeeld, maar ze klinken altijd net iets anders. “Fat Man In the Bathtub”, “Sailing Shoes”, “Oh Atlanta”, het fantastische Lowell-vehikel ”Willin’” waarvan Zappa destijds tegen hem zei: Verdekke, Sjors, as gaai zoewiet kent schraave moette oep auw aaige beginne. Vanavond wordt dit, aan de basis country-nummer, opgedragen aan Dirk C uit P, een rasechte country-freak.
Ingrijpend mooi allemaal, maar soms te lang uitgesponnen. Vooral in de oren van oningewijden kan het allemaal nogal overdreven lang gaan toeschijnen.
Als bisnummer krijgen we een enorme medley, waarvan ik me de begin-tune niet meer herinner, maar er zit wel een reuze-flard “Get Up, Stand Up” in verweven. En als gevolg van een verhoogd joint verbruik stijgt er een rook naar de hemelen tot net onder het tentzeil als waren het offerandes aan den hoge. Maar geen nood, geachte dienaren van de wet, er zit geen tabak in vermengd.
Ondergetekende is zeer tevreden met dit Feat-concert. Het is onderhand twintig jaar geleden dat hij de Featers nog aan het werk heeft gezien. Dus nen dikke merçi aan BRBF-Peer.

Daarmee is ondertussen de zaterdag al geschiedenis geworden en aangezien de ingewanden van mijn tentje nog altijd vochtig zijn kan ik maar beter terug de sporthal opzoeken. Kwestie van geen dubbel fleurus te krijgen, nietwaar Hildekheu ? Rusten doe ik morgenvroeg wel bij het ontbijt. Men moet zijn vrije tijd nuttig besteden. We werken zo al genoeg.

SUNDAY JULY 13

Half wakker. Starend naar een reeds bedrijvig mierenhoopje, gedachten geblokkeerd als een vastgelopen harde schijf. Ineens komt er wat los. Bestaat er niet zoiets als een zondag voor insecten ? Een rustdag. Het is koud, omdat de nachten te kort zijn. Onbestaande zelfs. Ik maak me smal om in de streep zonlicht te passen die door de Douglas firs priemt. Of zijn het gewone Kempische dennen. Ik schuif op met mijn plastieken tuinstoel, want dat doet de zon ook. Ik moet en zal in de warme streep blijven. Een levensdoel van de natuurmens. Absolute essentie. Uitgekleed tot op het bot. De horizon begint te verruimen. Mijn harde schijf ratelt. Waar was ik gebleven ? Shit, ik hoor de groep grommen. We zijn in Peer. Dat zegt die groep me. Die gromt dag en nacht. Om het festival in leven te houden. Zonder groep, geen electriciteit, geen muziek. Ik ben klaar wakker. Nogmaals shit, hoe laat is het, verdomme ? Peer begint vroeg, ontieglijk vroeg. Ik mag Big Blind niet missen. Action. Hoe laat is het ? Oef, kwart over negen. Ik kan nog naar de Toren wandelen voor een stevig ontbijt. Huevos con jamon, por favor, señora. Het leven kan mooi zijn. Waar zou mijn partner in crime zitten ? Hij pendelt elke nacht naar huis, op de scherpe heuvelrug. Niet zo ontzettend ver van Mekka. De foto’s van gisteren zullen al op de site staan. Zijn bijberoep is workaholicus. Waarschijnlijk regelt hij op dit eigenste moment zijn witbalans. Ik bel hem. Hallo Freddy ? Waar ? Peer op twee minuten ! Kom naar de Toren. Hij moet zelfs nog ontbijten, godsamme…Onze zondagplicht zullen we niet kunnen vervullen. Geen tijd. Geldig alibi. Peer begint stipt om twaalf uur.

BIG BLIND (NL)
website
cd review
Weer Nederlanders. Maar ’t zijn jonge. We moeten ze veel in België laten spelen, dan worden ze niet slecht. In de herfst van 2006 zijn ze begonnen met samen te spelen. In de herfst van 2007 brengen ze een full CD uit op Cool Buzz. “Dressed to Win” heet ze en ze bevat uitsluitend eigen nummers. En nog vóór de herfst van 2008 staan ze op het grote podium van Peer. Wie doet het hen na ? En op die leeftijd. Ik alleszins niet want ik ben de vierentwintig gepasseerd. Zanger/ smoelschuiver Wesley van Werkhoven is een reïncarnatie van Lester Butler. Zomaar. Hij kan het niet verbergen. J.J. van Duijn is de gitarist. Niet verwant aan André. Eén gitaar, een witte strat. Eén is genoeg, je kan toch niet op twee tegelijk spelen. Klinkt goed. Gebeten. Bijtend. Dirk van Duijn op bass, niet verwant aan André, misschien wel aan J.J. ? Niels Duindam is de drummer. Samen zijn ze Big Blind, een stevig rockende lowdown dirty bluesband. “Natural High” klinkt zo, en draagt toch een boodschap uit van no drugs no pills no shit !! “Ease My Mind” is niet van aard om onder de tafel te zullen worden geveegd, wegens oninteressant. Dan krijg je met 13-fans te doen. SRV lijkt te gast op de titeltrack van de CD, “Dressed to Win”, J.J. van Duijn weet waar hij iets kan opsteken. Hij laat de snaren kletteren. Een gemene bluesharp scheurt hier doorheen. Wesley maakt handig gebruik van zijn astatic om zijn stem ruiger bij te kleuren. Knepen van de vakman. Wie na een viertal nummers van deze vier jongens nog niet overtuigd is van hun kunnen, en vooral van hun vastberaden razernij om dit te doen, die is hier niet echt op zijn plaats. Wij wel. Wij zijn verkocht.”Voodoo Queen” is een rustiger nummer maar barst toch nog van de verholen energie. Straf is dat. Huibbe knikt bevestigend. En dit is nog maar het begin. Van deze zondagse Peer maar ook voor Big Blind. Van dichtbij op te volgen.
KEY FRANCIS BAND (US)
website

In de liner-notes van de festival-brochure van Blues Peer staat geschreven dat Key Frances een van de best bewaarde geheimen in muziekland is. Dat is niet overdreven, want ik moet toegeven dat het festival mij deze Key leert kennen. Zijn palmares vertelt je dat hij zowat met elke grote of minder grote naam in blues- en rockland heeft meegespeeld. Hij lijkt bij alle muzikanten bekend te zijn als een slechte frank. Van Buddy Guy tot Asleep at the Wheel, van Townes Van Zandt tot Steve Ray Vaughan, met al deze mensen deelde hij het podium. Hij nam zelfs een eigen CD op met Chris Layton en Tommy Shannon, samen Double Trouble. Waarom hij dan zo vreselijk onbekend is hier te lande wordt me snel duidelijk van bij de eerste noten reeds.

Key is een goede gitarist, heeft zelfs een reeks goeie songs, maar er is iets met zijn charisma. Hij manifesteert zich niet op het podium. Hij loopt rond met zijn gitaar, alsof het allemaal eigenlijk maar niets is wat hij doet. Als hij morgen het publiek in de ogen kijkt en de nodige grimassen maakt bij het spelen van een solo, wordt hem onmiddellijk de status van super-gitarist toebedeeld.

De song “Best Intentions” is een aanklacht van het kapitalistische uitbuitingssysteem en tegelijk een ode aan zijn vader die compleet anoniem tenonder ging in dit systeem. “Chief Seattle” is een stukje psychedelische funk, en nooit tevoren hoorde ik een valabele cover van “The Season of the Witch” van Bloomfield/Kooper/Stills. Zijn versie is gewoon subliem. “Holocaust Angels” heeft een hoog ‘James Gang’-gehalte en barst ook alweer van de controversie. Zijn ritmesectie Mark Sims op bass en Michael Turner op drums zijn perfect op hem ingespeeld. En dat lijkt me nog niet zo evident, want het schijnt me toe dat hij nogal eens afwijkt van de gebruikelijke gang van zaken. En wie lijkt er daar verdwaald op het podium ? Maar dat is onze Gert Servaes. Met zijn conga’s. Achteloos de bühne opgewandeld, verbaasd rondgekeken en gezegd: “Oei-oei mannen, wrong time,maar ik ben hier nu toch, ‘k zal dan maar meespelen zeker ?” Zo is hij ook bij Voodoo Boogie en Jim Cofey terechtgekomen. Maar nu schiet mij ineens te binnen dat hij me in Ecausinnes vertelde dat hij kenissen of familie had in de States, en dat die zouden overkomen voor de festivals, kweenimeer. ’t Kan zijn dat ik het mij inbeeld. Gert, als je dit leest, weet het mij eens te zeggen. Langs het gastenboek, dan zijn onze lezers ook gelijk gefixeerd. “Dream Lizards” heeft een Afrikaans ritme, Ali Farka Touré goes L.A. Als ik de muziek van Key Frances moet definiëren, dan als volgt: protestsongs in een psychedelisch blues-rock outfit. Mede ook door zijn manier van zingen, soms declamerend zoals Jim Morrison destijds, en met wijlende slide-gitaar maakt van “Don’t Fear the Fire” een pareltje. En “Little Song” kon van Dylan zijn, zowel qua lyrics als structuur. Nog een punt voor Blues Peer.

 

 

 

 

 

JON CLEARY (US/UK)
website
cd review
 

Volgens mij is deze meneer Jon Cleary, een groot voorbeeld voor onze Patrick Cuyvers. Ik kan me vergissen. In elk geval liep hij al een aantal maanden rond in een T-shirt van Jon. Alsof hij iets wou duidelijk maken. From the Big Easy to Peer. Songs als “Go to the Mardi Gras” en “Tipitina” laten er geen twijfel over bestaan waar de man vandaan komt. Funky New Orleans stuff. Dr John krijgt concurrentie. Hij begint met “I’m Going Home”, niet het gelijknamige Alvin Lee anthem, maar regelrechte N.O.Funk. Als hij met zijn piano sideman is bij Bonnie Raitt klinkt hij helemaal anders. En dan bedoel ik niet het genre, dan wel bij Bonnie speelt hij beheerster, in dienst van…Met zijn eigen band geeft hij vollenbak.

Een mooie versie van “People Say” geeft hij ons hier weg. Of de dubbele funk van “More Hipper” de titelsong van zijn laatste album gaat er ook in als koek. Hij heeft nu zes solo-CD’s uit, maar speelde totnogtoe op zevenennegentig albums mee van Louisiana Red tot The Jazz Crusaders. Kan het nog gevariëerder ? “Is It Any Wonder” is een song die zijn stem tot zijn recht laat komen. Patrick C. zou dit ook een smakelijk kluifje vinden. “Burnt Mouth Boogie” swingt als de pest. Gitarist Derwin “Big D” Perkins valt plots met zijn geschatte 250 kg door zijn stoel. Bezweken onder het intensieve gebruik. Maar blijkbaar lijdt zijn gitaarspel niet onder zijn overgewicht. New Orleans van de bovenste beste plank, die Jon Cleary. Hij bist met een nummer “Blues Poulet” en de ganse tent gaat me de bocht uit. Zo mogen we het mogen.

 

MARC BROUSSARD (US)
website
cd review
 

Mark Broussard, een kleine Al Green als je hem in “Love and Happiness” hoort. Een soul stem, jawel. But something’s missin’. ‘t Klinkt ietwat te clean allemaal. Hij is een stevige fan van Otis Redding want hij vertolkt hier minstens twee nummers van de King, “Respect Yourself” en “I’ve Been Lovin’ You Too Long”. Van Bobby Womack speelt hij “Harry Hippie”. Hij speelt zelf gitaar ook, geleerd van zijn vader, Ted Broussard van de Boogie Kings. Eén nummer torent boven de andere uit : “Must Be the Water”. Bij ons zou het meer van het bier komen. Let’ go for something to eat, want al wat nog komen gaat is niet te missen goed !!! En er is zo weinig tijd tussen de verschillende acts. Op twintig minuten kan je echt niet rustig eten.

THORBJORN RISAGER (Den)
website
cd review

“Here I Am” knalt het uit de P.A. boxen. We zullen het geweten hebben. Daar is hij inderdaad. Nieuwsgierig als we waren of Thorbjorn Risager ook live zou kunnen waarmaken wat hij op CD beloofde, vanaf dit eerste nummer zijn we zeker dat dat zo is. Thorbjorn is niet zo maar een of andere Deen die ook eens zijn kans waagt. Hij is van alle genres in het blueslexicon thuis en weet ze te consolideren tot een coherente stijl die geen twijfel overlaat : de man heeft het. Ook hier hebben we weer die diepe New Orleans funk-soul invloeden, handig gecamoufleerd in de totaalsound en toch prominent aanwezig. Vocaal zit Risager in hetzelfde straatje als Delbert McClinton.

Ook de wijze waarop hij diverse stijlen versmelt is vergelijkbaar met deze van Delbert, al hoeft het niet per sé over dezelfde stijlen te gaan. Ik mag graag ook gitarist  Svein Erik Martinsen een pluim op de hoed steken, onopvallend maar doorleefd en ontzettend ‘efficace’. “Can’t Get Enough” draait fors op de blazers en ontpopt zich tot een meezinger. “Same Old Blues” van Don Nix krijgt van Thorbjorn een ‘real low down’ versie. Of hoe second generation blues in roots wordt geconverteerd. “Ain’t Gonna Turn My Back on You” is van dezelfde badge afkomstig. ”In a Little Peace of Mind” laat duidelijk horen dat keyboardist Emil Balsgaard voor een groot schuldig kan worden bevonden aan het importeren van N.O. funk. Hiervoor kan hij levenslang krijgen…euh…kan hij levenslang onze bewondering wegdragen. Een hommage aan de grote madam Billie Holiday met “Ain’t Nobody’s Bussiness If I Do” en met een mooie slowe gitaarintro van Svein Erik. Daarna neemt funkman Emil het over om in New Orleans-stijl de spreekwoordelijke pan uit te swingen. En “Heart of the Night” is helemaal Stax-sound. Peter Kehl mag zijn trompet laten grooven op “You Better Pay Attention”,

Absolute top. Aanhoudend applaus dwingen een bisnummer af, hoewel de voorbeschikte tid nijpt. Bisnummer wordt een super-swingend “Let the Good Times Roll”, volle kracht vooruit en blazers met de choke fully open..
Thorbjorn Risager klinkt over de hele lijn of hij al een veertig jaar in bussiness zit. Hier op Peer zou hij staande ovatie’s in de wacht slepen, ware het niet dat de timing van zijn gig misschien wat ongelukkig ingeschat was. Heel wat mensen waren zich gaan opmaken (eten, drinken, sanitair gedoe) voor wat komen zou. Het is inderdaad geen cadeau om te spelen net vóór de man die algemeen beschouwd werd als de top of the bill van het festival: Ian Siegal. Maar toch heeft T. Risager hier bij mij en zowat het hele Rootsville-team, mag ik aannemen een welverdiende tweede plaats verdiend. En dat is niet niets bij een programma als dit.

IAN SIEGAL (UK)
website

Yep, al voor de derde keer in Peer. Hij kan hier bijna komen wonen, dan is hij dichter bij zijn werk. Ian Siegal is de absolute top in de U.K. als we over rhythm and blues klappen. We hebben hem dit jaar al enkele keren aan het werk gezien, maar we kunnen er niet genoeg van krijgen. Tenminste als hij in goeden doen is, want voor hetzelfde geld heeft hij een te lange conversatie gehad met de Amerikaanse broer van Misjel 'Daniels' en dan kan je het wel schudden.

Maar vandaag is hij in goeden doen, tenminste toch zolang de show duurt. En als hij nu ook nog enkele overbodige attributen achterwege laat op het podium, dan wordt hij gegarandeerd de grootste. Zijn belangrijkste gitaar vanavond is zijn Harmony Stella met DeArmond pick-up en voor zover ik kan zien geen pedaaltjes, behalve zijn switch om van straight naar tremolo te schakelen. Bij Ian is het quasi onmogelijk om nummers te noemen die hij gespeeld heeft en/of in welke volgorde dat ging. Hij rijgt de ene medley aan de andere, begint met een song en eindigt met een andere. Alles vliegt in een razzle-dazzle aan je oren voorbij. “Swagger” braakt eruit, een stuk “Folsom Prison Blues” zit erin gebreid. “Catch 22” in alle hevigheid, trillend op zijn hoogst mogelijke schreeuw, the primal scream. ‘Let’s get drunk and some tattoos’ flapt hij eruit en hij meent het.

Een zwelg uit de fles van zijn macabere toekomst. Ian is niet te stuiten. Andy Graham is zijn rechterhand aan de bass. Een doorslag van Adam Ant, remember ? De machtige beat komt vandaag niet van zijn drummer Nikolaj Bjerre. Die helpt zijn vrouw bevallen. Alain Baudry from Bordeaux vervangt hem. De band blijft dus Europese allures dragen. “I Can’t Believe You Wanna Leave” met bijwijlen overslaande Wolfman Jack-stem, diep in de nacht, radio luisteren bij schemerlicht. We moesten al lang slapen. Morgen examen. Dat komt in mij op als ik die stem hoor. Dan roept hij een gast op de stage. De revelatie van Peer. Ian houdt van revelaties. Ze weerspiegelen zijn historie. Wesley van Big Blind komt smoelschuiven voor Siegal. Het wordt “Backdoor Man”. De song is ‘m op het lijf geschreven. Hij heeft de looks om een perfecte backdoor man te zijn. Hij weet het zelf ook wel. “God Don’t Like Ugly”….Dan een waanzinnige medley, alweer, op de tonen van een traditional, “Freight Train”over “I Shall Not Be Moved” naar “Train, Train”…….
Ovatie, ovatie…een bis wordt aangekondigd. “This Man Is Fallin’ on the Ground”. Het applaus blijft aanhouden. ‘We have only time for a quickie? I suggest you prepare yourself’ brult hij suggestief.
Hij kan niet mooier eindigen dan met het Otis redding waardige:
               “Fallin' On Down Again”
Moge wij hem nog lang kunnen genieten. ‘Get off the booze, mate !’

JOOLS HOLLAND (UK)
website

Degenen die nog nooit zo’n goeie ouderwetse bigband heeft gezien, wordt hier op zijn wenken bediend. Naast mij hoor ik Cornell (de bassist van Jon Cleary) zeggen: ‘Fuck…Who the fuck can pay thís band ?’ Dat vragen wij ons ook af, in tijden dat zelfs de grote mannen lokale muzikanten inhuren om de reis- en transportkosten te drukken. Niet Jools Holland.

Met zijn Britse flegma waait hij dergelijke huis en tuin bijkomstigheden van zich weg. Twintig man staat er op het podium. Behalve gitaar, bas, piano, orgel en drums, zien we nog drie trompetten, vier trombones en vijf saxofoons, bijna de gans familie is vertegenwoordigd, van sopraan tot baritone sax. Het intronummer is een typische big band combinatie waarin, bij wijze van presentatie alle instrumentgroepen afgewisseld aan bod komen. Jools Holland zit als een echte orkestleider achter zijn Yam-vleugel. Zelfs hij vindt een Steinway erover zijn. Achter de drums zit nog steeds zijn ouwe maat van bij Squeeze, in de punk-era, remember, Gilson Lavis. Alle anderen ga ik echt niet voorstellen. Jools loopt rond zijn piano en kondigt zijn nieuwe song “Fat Fred” aan. Wel, wel, de man schrijft ook nog songs zelf. Naar goede orchestra gewoonten, mag iedere instrumentalist vooraan zijn solo komen geven op aanwijzing van Jools.

Het gaat van ..excuseer..mag ik even ?..sorry..maar ik moet even langs..oeps…het podium is dan ook danig overbevolkt. “Every Day” van Edwin Star, a forgotten star. “You Are My Sunshine” for God’s Sake. Dan komt trombonist/rastaman Rico Rodriguez een skanummertje voordragen. “Love”!?! Hij had er nog zo op aangedrongen bij Jools, en nu mocht het. Maar volgende keer waarschijnlijk niet meer. Daarna neemt Holland een gitaar ter hand voor de matige boogie “Movin’ Around the Clock”. Ruby Turner zingt “Boogie Woogie Queen” en “Hi Ho Silver” een meeholler zonder reälm deze keer. Jools terug met “Whatever I’ve Done, Whatever I Do, I Tell the Truth”.. oeoeaaah ..boring. En dan komt het neusje van de zalm, the icing of the cake : de nicht van Jools, Marc Almond. Van de ettertjesband Soft Cell in de jaren tachtig. Hij zingt “Let Your Hair Down” en hun grote hit “Tainted Love” dat hij gepikt heeft van Gloria Turner.

Ja, jullie hebben het al begrepen, ik ben weer te duidelijk geweest, ik moet ‘m niet zo. Daarna komen er gelukkig enkele rechtgeaarde big band Kansas City muziek. Ruby Turner komt nog eens terug me “See See Rider” en dan verdwijn ik in de massa. Big orchestra’s kunnen zo druk zijn.

 

SOLOMON BURKE (US)
website

Of het verhaal van hoe een goed concert er niet dient uit te zien. Dit is er echt héél ver over.
Reeds vóór de man op het podium verschijnt is het hilarische bombast al opgetuigd. Een massieve ‘gouden’ troon met koningsrode kussens wacht hem op. Na de band’s intro, een band die maar uit dertien muzikanten bestaat, wordt Solomon Burke het podium opgedragen, omringd door de vrouwelijke schonen van zijn orkest. Zij moeten er voor zorgen dat de 300 kg ellende binnen de contouren van zijn troon gepropt worden. Tot zolang dat niet in orde is wordt het zicht afgeschermd door de twee strijksters. Ik sta vooraan in de frontstage. Johan had mij verwittigd, de strijksters moesten we spotten. Vooral die creoolse.

Voor Burke hoef je niet vooraan te staan, zijn imposante lijf, bovendien nog gehuld in een glitterpak met honderdduizend spiegeltjes, zie je van helemaal achter aan de eettenten nog altijd zitten. Tenzij je een visuele handicap hebt. Hij lijkt wel een reusachtige discobol.
Ik weet niet meer met welk nummer hij begint. Ik heb voorlopig enkel oog voor de strijksters. Ik ga niet beweren dat ik daar sta omdat ik geen meter van de muziek wil missen, zoals die kerels die Playboy kopen voor de interviews. Nee ik geef grif toe dat ik daar sta voor het vrouwelijk schoon. Dat inzicht heeft Burke ook nog wel. Daarom huurt hij ze in. Anders staat er de eerste twintig meter van het podium geen levende ziel.

Als hij begint te zingen daarentegen, wordt er weer heel wat gladgestreken. Dat kan hij dus nog altijd na al die jaren. Als tweede song zet hij zijn eigen klassieker “Cry to Me” in en dat klinkt nog steeds zeer goed. Daarna volgt een lange medley met “Sittin’ On the Dock of the Bay”, “FaFaFaFa-Song”, “In the Midnight Hour”, “Mustang Sally” en “Stand by Me”. Na nog een aantal goeie songs zoals zijn smash-hit uit de sixties “Everybody Needs Somebody to Love” begint het circus weer. De fotografen moeten opkrassen, of tenminste hun toestellen opbergen. Hij heeft enkele honderden rozen laten aanrukken, die hij naar de vrouwelijke luisteraars gooit en laat uitdelen door enkele medewerkers in the field. Op de koop toe rolt het rode kruis een gehandicapte dame in haar rolstoel tot vlak voor het podium. Ik kan me niet van de indruk ontdoen, dat ze niet goed weet wat ze hier doet.

Als ze van een chiromeisje de roos krijgt die ze net zelf heeft ontvangen, wordt die door een medewerker terug afgenomen. Dit was niet volgens plan. Zij moet immers een ganse ruiker in ontvangst nemen van King Solomon himself. Vanaf zijn troon kan hij haar onmogelijk spotten; het podium is te hoog en ze staat vlakbij de twee meters hoge wand en toch kan hij haar localiseren. Hij schenkt haar de ruiker middels zijn nichtje en spreekt de wens over haar uit voor snelle beterschap en dat de Heer haar steunt in haar lijden. Dit melodramatisch gezeik van een show doet bij mij de deur dicht. Hop richting toog. Ik heb geen boodschap aan would-be genezers.
Even later zie ik de King nog zitten blinken en schitteren vanaf de bakharingkraam in de verste uithoek van het terrein. En ik denk, straks wordt hij ten hemelen opgenomen. Exit The King.

 

 

 

 

 

 

 

 

Een zeer korte epiloog, want het meeste ben ik al kwijt in de proloog. BRBF Blues Peer 2008 editie 24 was weer een belevenis. De gedoodverfde ‘mindere’ affiche bleek vol spetterend talent te zitten, meer dan genoeg om een mooi bluesfeest mee te bouwen. En zoals altijd waren het de second row –artiesten die de grootste verassingen in petto hielden. Nogmaals proficiat mensen van Blues Peer en schrijf ons al maar op voor volgend jaar.

 

witteMVS

AND NOW...

ROOTSVILLE CREW AT PEER

(GE)VARENWINKEL BITCHES AT PEER

ANA POPOVIC ... SEPTEMBER 27, 2008 ... more info