FESTIVAL REVIEW Patersdreef is een klein gezellig meerdaags gratis festival gehouden tijdens de Tieltse zomerfeesten. Dit wil zeggen dat het zwart van het volk ziet in de ganse stad, temeer er in de meeste straten braderij is en op de vernieuwde grote markt ook een groot podium is waar grote? hedendaagse Vlaamse artiesten optreden. Gelukkig zijn er kleine wegwijzertjes die de parking van het bluesgebeuren aangeven en met wat zoeken kom je ook uit op de binnenkoer van een school die als camping fungeert (met toiletten en wasbakken). De paters hebben het begrepen, de concurrentie met de blues was onmogelijk geworden, het festival wordt niet meer stilgelegd voor de heilige missen, God zij dank. Anderzijds betekende dit dat er helemaal niet meer op timing hoefde gekeken te worden waardoor het bijna onmogelijk werd om activiteiten buiten de Patersdreef in het weekend te lassen, wat toch niet helemaal de bedoeling zou mogen zijn. Er moet wel gezegd worden dat Patersdreef behalve de datum helemaal onafhankelijk is van de zomerfeesten, ook financieel. Groot podium, PA, verlichting, tentjes, backstage, propere toi toi toiletten, frietkot en vlotte toogbediening, waar vindt je dat nog gratis de dag van vandaag? Vandaar misschien dat op er op de camping meer geel/zwarte als wit/rode nummerplaten te zien waren. LES DANIELS (B) Vrijdag begon Les Daniëls pas om halfacht met hun optreden. Zoals gewoonlijk programmeren ze hier steeds een lokale band als opener, en hebben die weinig of zelfs niets met blues te maken. In dit geval was het luide en heavy AC/DC genre en op mijn nuchtere muzikale maag voelde ik geen behoefte om de decibels te gaan trotseren om er foto’s van te gaan maken. Later die avond trok één van hun muziekanten meer de aandacht naast het podium als erop, hij had er zich letterlijk bij neergelegd dat ze hier niet echt op hun plaats waren. Niet mijn ding maar het schijnt goed te zijn om de jeugd naar het festival te lokken. Ik merkte echter wel dat diezelfde jeugd bij de volgende groepen nergens meer te bespeuren waren. CORE BLUES (B) Volgende band was ook al lokaal samengesteld. De gebroeders Philippe Blanke (harp en zang) en Mark Blanke (solo gitaar en zang) treden als The Bee Brothers veelal in Noord Frankrijk op met een akoestische bluesset. Zeer occasioneel zoals hier wordt de bezetting uitgebreid met bassist Alex Fays, drummer Stephan Lambert en ritmische gitaar Hendrik van Steenkiste. Samen vormen ze dan Core Blues. Hun opener “Chicken Head” gaf de toon aan voor de rest van hun set, gewoon lekkere blues entertainment met een prominente mondharmonica. Na een paar nummers kregen we “one way out”, eentje van Elmore James dat heel lang in een eigen funky saus gemarineerd werd. We bleven daarna nog effe in de funk en het publiek begon te bewegen, een teken dat het goed was. “If the blues” was een eigen compositie en zo zouden er meer mogen zijn, het klonk heel mooi. Hun laatste nummer was instrumentaal en deze formatie bewees een goede inleiding te zijn voor de volgende meer bekende namen op het programma. De gebroeders Blanke toonden de gedrevenheid die ik miste bij hun begeleiding, de noten kwamen wel, maar het gevoel bleef uit, toch wel een minimum vereiste om blues (mee) te spelen. |
HOOK HERRERA (US) Hook Herrera komt niet meer uit de USA maar meestal uit Oostende, zodat hij hier op dit festival kind aan huis is. Na een wat teleurstellende passage in 2007 wou hij de dingen rechtzetten en liet zich voor 2008 omringen door topmusici. Op gitaar niemand minder dan Marc T die we spijtig genoeg nog maar zelden in België meer horen. Op bas de Nederlander Lord Julius (bekend van The Backbones en begeleider van talrijke buitenlandse top blues performers), drummer uit Antwerpen: Willy Maze (Electric Kings). Later in de set kregen we er vanaf “going away” ook nog guitarist Marino Noppe bij (ex Maxwell Street e.a.). Met zo een lineup kon het natuurlijk moeilijk fout gaan, en het werd een lange en geapprecieerde set. Vanaf de eerste trage smolt je gewoon weg met de combinatie van T’s sensueel gitaarspel en Hook’s innemelijk harpgehijg. Hoe langer ze speelden, hoe rechter Lord Julius zijn bas hield tot het op het einde wel lijkt of hij upright speelt. Deze keer perfecte ondersteuning, zonder dat iemand echt ging overdonderen. De Wuff op zijn drums trok ook geen onnodige aandacht maar toonde dat na 25 jaar blues een goede ballans gevonden werd. De nummers waren soms heel lang, en Hook had er blijkbaar zin in. Hij ging zelfs op het boordje van het podium zitten, met de benen tussen het enthousiaste publiek bengelend, zijn gevoelens ondersteund door zijn vriendin onder het publiek en haar kleine die de ganse performance zat te filmen van op het podium. Dat was weer typisch voor de familiale sfeer die in Patersdreef overheerst. Als bisnummer kregen we “hey Bo Diddley” waarbij Hook zijn smoelschuivertje omgeruild had voor de gitaar. De dag erop was ie al terug naar Spanje en we kunnen alleen maar hopen dat die lange behandeling spoedig achter de rug gaat zijn. Op scène liet hij in alle geval niet merken dat hij nog steeds niet helemaal genezen is. We wensen hem sterkte. |
ROB TOGNONI (Aus) Topper voor de avond was Rob Tognoni, onze energieke Australische kangoeroe die continu van het ene land of werelddeel naar het andere springt. Hij werd hier terug begeleid door de Duitse bassist Frank Lennaertz en drummer Murco Kirch. Zijn “dirty occupation” klonk rauw zoals gewoonlijk, en “dark angel” mooi in de oren. Een eigen interpretatie van “Hey Joe” vond ik mooi, maar anderen dan weer niet. Tussen al het geweld kregen we hier en daar een trager nummer met veel wah wah en het was al halfdrie door toen hij begon met de encores. Eerst de 2005 versie van “Crossroad” (orig van Cream), gevolgd door zijn gewone afsluiter “please don’t go”. De drumsolo kondigde het einde aan maar niets was minder waar. Hij speelde het ook nog sneller als gewoonlijk en was duidelijk niet moe, ik wel. Iets na 3 was hij aan zijn vijfde lange bisnummer toe en ben ik met de beats van “roll baby roll” naar de camping vertrokken. Waar Rob die energie vandaan haalt weet ik niet, zijn bassist is alvast een paar keer op het drumpodium gaan zitten om (al spelende) wat uit te rusten. Rob spaart liever zijn voeten door op de knieën voor zijn publiek te komen spelen. Dat festival speelt zich af in het centrum van de stad, en niemand heeft geklaagd dat hij tot ongeveer 4 uur gespeeld heeft, de politie luisterde gewoon mee tussen de overlevenden. |
KENTUCKY DARE DEVILS (B) website |
Zaterdag kwam de eer om te beginnen aan de Kentucky Dare Devils, een lokale groep met bassist en lead zanger Jeroen, Steven op drums, en Yves en Lieven op gitaar. Geen blues maar Stooges geïnspireerd met allemaal eigen nummers die gevarieerd en zuiver klonken, wat voor zulke groep die maar zes maanden in deze bezetting bestaat een klein wonder is. Ben niet zeker van de tittel, maar “chatting in the face” leunde heel veel naar het heavy slow blues genre aan en vond zelf ik mooi. Die jongens komen er volgens mij wel, ze werken op een solide muzikale basis en bezitten voldoende creativiteit zonder dat ze het alleen van het volume moeten hebben. Ook zij kregen echter te maken met lekkende hemelssluizen, en dat ging voor de rest van de namiddag serieus roet in het eten gooien, niet alleen qua opkomst, maar ook door vochtpannes op het podium (de wraak van God voor die gemiste mis?). |
CHILLY WILLY (B) Chilly Willy and the …. Zijn daar ook geen onbekenden, dag op dag 5 jaar geleden stonden ze ook al op dat podium. Die groep bestaat iets minder lang als het festival, die aan zijn 17de editie toe was. Zanger Huibbe, vader en zoon Cuyvers, Alain, Chappy en Yvan zijn genoeg bekend dat ik hier niet verder ga over uitweiden. On stage vormen ze een stevig geheel en ze staan dan ook garant om elk feestje op gang te brengen. De “Bo Diddley” beats van de nu bijna 70 jarige drummer Walter (belgisch bluesrecord?) zetten iedereen aan om te bewegen en deze molen werd draaiende gehouden in “Tinaneenanuu”. Daartussen “you got me wrong” waarin genoeg solomogelijkheden zaten zodat iedereen zijn ding naar voren kon brengen. De muziek van Sonny boy Williamson was op het appel, alsook “hey little girl” for the ladies. En toen was het over met de pret. In tegenstelling tot Wimbledon speelden ze hier wel verder in de gietende regen, en gelukkig konden de meeste toeschouwers zich verschuilen onder de lichte tentjes aan de zijkanten. Dicht tegeneen is warm, maar van shaken kwam er het volgende uur niet veel meer in huis, behalve door Pingel die als een oranje flikkerlicht bleef ronddraaien voor het podium, Nederlanders en water blijven goed samengaan. Nog wat Buddy Guy, techno blues? en heel wat goede nummers met Yvan op zijn Mississippi sax ofte mondmuziekske, Alain op slide, en zwaartekrachtuitdagende balletpasjes van bassist Kris (of doet die in de week soms aan levitatie?). Hun meeslepende farandol viel ook al in het water maar het zittende publiek werd geen “hipshake” ontzegd om ze te entertainen. God kon het niet meer aanzien, sloot de kranen dicht en verdween voor de rest van de avond, bleef over: Muddy Waters om de Mojo terug aan de gang te krijgen. De musici hebben ook wel iets met vocht want ze bleven nog lang hangen vooraleer alweer het land te doorkruisen. |
BRADLEY'S CIRCUS (NL) Wegens een overdruk agenda had ik geen opzoekingwerk kunnen doen en waren de mensen van de Tilburgse formatie Bradley’s Circus totale onbekenden voor mij. Na wat ik als de revelatie van dit festival heb ervaart, zouden hun beelden voor eeuwig op mijn netvlies blijven. Terwijl ze zich backstage aankondigden als hedendaagse rootsblues, ik een grote contrabas zag binnenbrengen en in nette grijze pakken geklede heren zag rondhangen, verwachte ik al saaie opgepoetste blues. Alleen de dames en hond Opa bleken energieker maar daar heb je op de bühne niks aan. Hoe fout kon ik zijn, de dames Mattanja Joy Bradley (lead vocal, gitaar en composer) en Lidewij Veenhuis (bluesharp, vocals en drums!) bleken de spil van een duivels geoliede bluesmachine te zijn. Jimmy The Lounge neemt het puike gitaarwerk voor zich en pikt hier en daar ook vocals mee (maar mist de uitstraling van Mattanja). Main drummer is Beewee Nederkoorn, maar waar je niet kunt naast kijken is bassist Toine Stout. Deze sympathieke imposante figuur staat ook garant voor het merendeel van de 10 zelfgeschreven nummers die ze gespeeld hebben, en waarvan een deel te horen is op hun CD Shotgun Bunny (recensie ervan volgt als ik tijd vind). Opener werd “shake it” en die tittel vertaalt heel goed wat de bedoeling is terwijl je onmiddellijk geconfronteerd wordt met de zang en blaas kwaliteit van de dames. “Deal” is behalve van de cd ook tittelsong van een film, traag ritmisch en soms wat jazzy. Met “My baby’s sweeter” gaat het nog trager waarin Miss Bradley liet horen en zien dat gitaar haar niet vreemd lag (wat een mooie rode Gretch). Tijdens “Wang Dang Doodle” viel de stroom een paar keer uit, maar ze bleven doorspelen en hun “all night long” a capella spel met het publiek liet iedereen meezingen om de opgebouwde ambiance niet te verliezen. Na nog een paar nummers kregen we een heel lange en vettige trage blues met prachtige gitaarpassages en rauwe stemgeluiden van Mattanja, die aan Janis deden denken, what a Joy. Het korte “Hound dog” werd in New Orleans stijl gebracht. In J&L Boogie kregen we Jimmy’s niet onaardige stem op de voorgrond en dat ging in crescendo over naar uitstekend bluesharpspel van Lidewij. Het eigen “shelter me” klonk nog beter als op de cd en daarin vertelde ze haar waargebeurde levenservaring, niet moeilijk dat daar veel gevoel in zat. “Ride on” klonkt 60’s achtig met aangename surfklanken. “Tomboy Boogie” is een ideale tittel voor deze ladies die niet zonder handschoenen aangepakt hoeven te worden, maar zeker geen tomboy looks hebben. “Let’s go” en het aan country leunende “Singing to the lord” passeerden ook de revue maar wat vooral op veel bijval kon rekenen was een duootje onder de dames. Lidewij is dochter van een drummer en dat demonstreerde ze heel goed terwijl Mattanja alleen voor zang en snarenwerk zorgde in een sterk nummer. Gebist werd er op “Hate to see you go” en daar waren we het allen over eens. Ik noteer alvast in mijn agenda dat ze volgend jaar op de presentatie van Moulin Blues gaan spelen. |
DOUG JAY (US) feat. SAX GORDON (US) website website Volgende act was er nog zo eentje die ik niet snel ga vergeten. Doug Jay and the Blue Jays profileren zich als Internationale band, US zanger/harpist, Duitse gitarist Jimmy Reiter en drummer Andre Werkmeister, en Nederlandse bas/double bas Jasper Mortier. Die mannen hebben allemaal hun credentials verdiend met diverse grote namen. Na “Under the Radar” in Bayoo stijl en “I’m all alone” werd het duidelijk dat deze formatie toch nog te kort kwam om te kunnen imponeren. Dat veranderde echter met “playgirl” toen Sax Gordon Beadle het podium betrad en iedereen verbaasde met het feit dat onze Belgische Igor ook nog eens in het kwadraat kan bestaan. Zijn discografie is een eindeloze lijst van eigen producties en namen van gerenommeerde (blues)artiesten waarmee hij gemusiceerd heeft. Behalve het meesterlijk bespelen van zijn (tot de plaat versleten) sax heeft hij ook een zeer aangename zangstem. In zijn oud traag nummer “have horn, will travel” (zonder Doug) bespeelde hij op sublieme wijze zijn publiek met de story van een onbeantwoorde liefde, iets waar velen onder ons denkelijk een levenslang trauma aan overgehouden hebben (a penny for your thought now?). “Something on your mind” was het logische vervolg en “it’s easy when you know” was sneller en funky, terwijl “Irma Lee” heel erg deed denken aan Jr Walker, soulster in de disco’s begin jaren 70. In feite was het grootste deel van hun repertoire R&B (van toen er nog melodie inzat) met soul overgoten. “Real bad girl” was van Jimmy Hendrix en dat ging heel snel. Om terug op adem te komen “Gordon’s shuffle”, een mooie tragere instrumental die toch ambiance produceerde. “Jackpot was dan weer een tittelsong van één van Doug’s CD’s en “when I get lucky” eentje van Floyd Dixon. Na een gewoon bisnummer kregen we een specialleke van de drummer, Gene Krupa zal zich niet omgedraaid hebben in zijn graf bij deze ouderwetse traditionele drumsolo. Ook drummer Walter van Chilly Willy knikte dat het goed was, en die werd er in grootgebracht. Ik kijk er al naar uit om Sax Gordon met Alex Shultz en Raphael Wressnig te horen spelen in Varenwinkel, dat gaat zeker een hoogtepunt van Soul explosion worden op zaterdag 30 augustus. |
CHRIS JAGGER'S ATCHA (UK) Als grote (familie)naam werd publiektrekker Chris Jagger laatst geprogrammeerd. Hij is de broer van Mick Jagger (Rolling Stones) maar dat maakt het hem niet makkelijker in de muziekwereld. Enerzijds helpt het om vanuit het niets op te komen maar anderzijds schept het verwachtingen die nooit kunnen ingevuld worden. Chris heeft noch de vitaliteit, noch het charisma van zijn broer. Hij speelt akoestische gitaar, bluesharp, washboards en neemt ook nog de lead vocals voor zijn rekening, maar nergens komt hij boven het gemiddelde uit. Zijn repertoire bestaat meestal uit Zydeco/Cajuun achtige songs waardoor hij zichzelf nog meer beperkt. Hij laat zich begeleiden door zijn Atcha met Charly Hart als prominente speler op accordeon en fiddle (viool). De gebroeders Mortimore, Malcolm op drums en Jim op lead gitaar en vocals, doen hun job maar ook niet meer. Paul Emile op bass en vocals completeert hun lineup. Mijn genre muziek was het alleszins niet, maar smaken kunnen verschillen. Het publiek luisterde aandachtig maar werd nooit meegesleept. Het was snel duidelijk dat we deze keer wel op een schappelijk uur in bed zouden belanden. (vraag me wel niet hoe laat dat nu juist geweest is).
Patersdreef 2008 zal de analen ingaan als een goed jaar. Met een kleine groep medewerkers (waaronder de stichter van Back to the Roots en mensen van de Banana Peel) presteren ze het steeds weer om met weinig (meestal eigen) middelen een mooi programma op te bouwen. Het is er altijd gezellig toeven en in de stad is er voor iedereen wel iets interessant (ook voor kinderen) zodat dit één van de weinige plekken is waar een familie uitstap perfect kan samengaan met een bluesfestival, ook voor de kampeerders. Bedankt en tot volgende editie, Laurence |