COGNAC BLUES PASSIONS 2009 JULY 21/26 - COGNAC (F) reporter: witteMVS comments: mail
Na een paar uurtjes rust, lieten we de bluesweide van Peer achter ons, en richtten onze nog slaperige aandacht op een ander doel, een 1000 km van hier vandaan : Cognac. De rit verliep vlotter dan we hadden verhoopt. Beurtelings 250km wegmalend zonder verpinken, kwamen we nog te vroeg aan in het nog ingedommelde (siësta) Cognac. We hadden afspraak rond vier uur met onze chambre d’ hôte madame en ’t was nog maar tweeën. Dus eerst een terrasje gepleegd en dan hebben we Guylaine gebeld. Ze kon er wel even tussenuit muizen om ons in haar gezellige huisje binnen te laten en in een wip waren we geïnstalleerd. We kunnen er aan beginnen MET DANK AAN ONZE VRIENDEN: |
|
Lingerie CANNELLE Cognac
Mme Guylaine |
Cafe Restaurant LA PAUSE DU MARCHE Cognac
Mme Karine & Mme Luce |
FESTIVAL REVIEW | |
Mountain Men (FR) - Voodoo Doctors (FR) - Dallas Frasca (AUS) - Darrell Nulisch (USA) -Long Gone (USA & FR) - Cedric Burnside & Lightnin' Malcolm (USA) - Le Gang Dubois (FR) - Blues Power Band (FR) - Ryan Shaw (USA) - The Swingin Carpets (FR) - Miss Cat (FR) - Voodoo Doctors (FR) - Mélissa Laveaux (CAN) - Mama's Biscuits (FR) - Teddy Costa (FR) - Tim Lothar Petersen (DAN) - The Backlanders (FR) - Dwayne Dopsie & the Zydeco Hellraisers (USA) - Fillmore Slim (USA) - James Hunter (UK) - Dallas Frasca (AUS) - Susan Tedeschi (USA) - Theodis Ealey Band (USA) - Elisabeth Kontomanou (FR) - Cadijo (FR) - Blues Power Band (FR) - The Soul of John Black (USA) - Loreney & the Sugar Strings (FR) - Fillmore Slim (USA) - Duffy (UK) - Tad Robinson (USA) - BB King (USA) - Anquetil Project (FR) - Afrissippi (USA) - Raphael Saadiq (USA) - The Spikedrivers (UK) - Jackie Payne & Steve Edmonson (USA) - Walter Wolfman Washington (USA) - The Severn Soul Revue (USA) |
|
De opening van het festival gebeurt sinds vorig jaar, op dinsdag in het naburige stadje Jarnac. De festivalsite, le Jardin Public, ligt op een eilandje in de Charente aan de poorten van de stad en is bereikbaar langs de weg die naar de camping municipal leidt. Vandaar moeten we een brugje oversteken, et voilà, nous y sommes. |
|
TUESDAY JULY 21 - OUVERTURE JARNAC
Op de affiche staan vandaag Ryan Shaw en James Hunter. Deze laatste zal Peer ongeveer gelijktijdig met ons Peer verlaten hebben.
Na een korte toespraak van de organisatorische directeur Michel Roland, start de avond met Ryan Shaw. Hij begint met het toepasselijke “Many Rivers to Cross” en vervolgt met een aantal bekende songs “One Love”, zijn eigen “Nobody”, “A Little Piece Of My Heart”. Shaw kan mij niet overtuigen. Het klinkt allemaal wat dunnetjes. De gitarist hoort eerder thuis in een metalband dan in een soul-outfit, en het schijnt me toe, dat de, overigens voortreffelijke bassist, te pas en te onpas een solo moet weggeven om de tijd vol te krijgen. Een paar blazers zouden het ganse gebeuren op een correct niveau hebben kunnen tillen, maar dat mocht niet zijn. Nu loopt de prachtige soulstem van Ryan verloren tussen de bomen van Le Jardin Public. Tijdens de opbouw van de backline en de soundcheck van James Hunter komen er in de verte dreigende wolken opzetten. Iedereen denkt van ‘dat gaat wel aan ons voorbij, maar dat is zonder de waard gerekend, in dit geval Thonar de Keltische god van de donder en de bezieler van ontij. Na een tiental minuten zijn er al enkele schuchtere bliksemschichten waar te nemen in de donkere massa wolken, die nog tien minuten later tot machtige vuurkolommen naar beneden komen flitsen en de donkere nacht oplichten tot dag. En dan begint het te regenen, eerst redelijk, maar dan valt het als een waterval naar beneden. En de koude douche is compleet als Michel Roland verontschuldigend afkondigt dat het concert van James Hunter wordt afgelast om veiligheidsredenen. Donders en bliksems nog aan toe. MAISON COURVOISIER WEDNESDAY JULY 22 Na een rustige nacht (rustig, maar met weinig slaap vanwege te moe of zoiets) in ons peperkoeken huisje, togen we naar het epicentrum van het festival in het stadspark van Cognac. Vijf minuten wandelen van ons stulpje. Is’nt that great ? We horen de eerste soundcheck klanken al in de verte, en naarmate we naderen, concretiseren deze klanken zich in het volwaardige blues geluid van de allereerste band die op het Eden Blues podium zijn ding mag komen doen.
Mountain Men bestaan uit de Fransman Mr Mat, zang, gitaar en stompbox en de Australiër Barefoot Iano op mondharmonica. Met z’n tweetjes produceren ze een Grenobelse equivalent van rauwe en ongepolijste delta blues. Met geslaagde covers van de Jean-Paul II van de blues, zoals “Last Fair Deal Go Down” tot zeer verdienstelijk eigen werk als “Hellhole”. Bij onze Europese zuiderburen zit de geest van de delta ook reeds diepgeworteld en dat kunnen we alleen maar toejuichen. In “La Pause du Marché”, het café van Carine, waar we verleden jaar onze redactionele hoofdkwartier hielden, vanwege dicht bij het perscentrum en wifi-access tot de internetconnectie van Blues Passions, gingen we een klapke doen bij een grand café noir. We maken er al een beetje deel uit van het vaste cliënteel, al is er een heel jaar tussen geweest. Carine meldt fier dat ze voor ons een internetconnectie heeft als we problemen zouden ondervinden met die van Blues Passions. Voorzienig toch, het schatje. We wandelen verder richting Charente, naar het kasteel van Otard, de betere cognac. In de vijftiende eeuw, toen er nog geen sprake was van deze edele distillatie, was het kasteel de bakermat van de Valois. Hier werd François I geboren. Omdat zijn neef, Louis XII, koning van Frankrijk, kinderloos bleef en diens zuster geen aanspraak kon maken op de troon vanwege de Salische Wetten dienaangaande, werd François die van tweede lijns Capetinger afkomst was, koning van Frankrijk en met hem kwam er een nieuwe wind door de monarchie waaien, gedaan met de duistere middeleeuwen en leve de renaissance
Vandaag is Darrell Nulisch de minnestreel van dienst op de chateau. Hij is er puur wat van gedaan. De oude wapen- en troonzaal is het fraaie decor van het gebeuren. Darrell kan zijn verbazing amper onderdrukken. Ten tijde van François was van de Amerika’s nog geen sprake. Nog steeds zichtbaar onder de indruk stelt hij zijn bandleden voor, haast fluisterend, om de geesten van het slot niet te verstoren. Alex Schultz zet voorzichtig het eerste nummer in, “Leavin’ On That Morning Train”, Darrell in soul-mood, ingetogen en toch indrukwekkend. “Tearing My Playhouse Down” en “After All This Years”, de songs klinken als psalmen binnen deze massieve muren. Tussen de nummers vertelt Darrell ten overvloede dat het de eerste keer is dat hij in een dergelijk cultureel erfgoed zijn ding mag doen. Dat is eens wat anders dan de Texaanse equivalent hiervan zegt hij, luidruchtige roadhouses vol met brallende Budweiser drinkende biljarters. Met Ray Charles’ “No Cryin’” vervolgt Nulisch de sessie, en tast met zijn stem de akoestische eigenschappen van de middeleeuwse booggewelven af. Kevin Anker op orgel, Rob Stuppka, drums en Darrell’s onafscheidelijke maat, bassist Steve Gomes en natuurlijk Alex Schultz maken van deze set een kanjer van een onvergetelijk concert. We klimmen langs de Boulevard Denfert terug naar de bovenstad, richting Place François I. Op het kleine podium van Bar La Renaissance speelt Tim Lothar Petersen. Onder begeleiding van zijn beschermengel komt hij opzetten met twee gitaren op de rug. De mindere goden van het festival worden niet gevoerd. Op zijn gemoedelijke manier begint Petersen zijn set met Leadbelly’s “Bound To Go”. Tussen de nummers door vertelt Tim over wie, wat, waar en wanneer welke song geschreven werd. Informatieve knaap deze ex-drummer. Vandaar ook zijn percussief gitaarspel, fingerpicking of slide al gelijk, en tempovast als een metronoom op de stompbox.
Ondertussen vervoegt Sean Carney ons aan ons tafeltje. Hij ziet er zeer ontspannen uit. Hij is hier op vakantie bij zijn vriend en bassist voor de Europese tournées, Abdel, vandaar. We toasten met een cognac/tonic, het standaarddrankje van dit festival, verrassend verfrissend en het hoofd koel houdend. Althans tot een zeker aantal. Bij de één al wat hoger dan bij de ander. Ondertussen heeft Lothar zijn set beëindigd met zijn “Careless Love” en de Deen oogst heel wat bijval bij de Cognaciens. En bij ons.
website my space
Na ons diner in “La Pause du Marché”, een ‘assiette de la boucherie’, staan we er weer sterk genoeg op, om het volgende concert te absorberen. Susan Tedeschi heeft de eer dit jaar als eerste het grote podium, Blues Paradise, in te wijden. Met “Back to the River” krijgt zij het publiek in de groene arena aan het waggelen (een manier van dansen). Met enig geëngageerde songs als “700 Houses” brengt zij een boodschap van over de grote plas, dat het in de Zuidelijke Staten helemaal niet zo koosjer afloopt met de kansarme bevolking, zwart en blank al gelijk. Aan haar vader, die dezelfde morgen een hartaanval kreeg, maar wiens toestand ondertussen stabiel is, draagt ze “For No One” van de Beatles op, mooie versie, een arrangement dat ze samen met haar echtgenoot Derek Trucks verwezenlijkte. Susan heeft het groentheater in letterlijke schoonheid geopend. Vooral Allen Toussaint’s “Breakin’ Up” blijft in mijn hoofd hangen. En, waanzinnig toeval of opzet, haar gitarist bespeelt dezelfde gitaar, een bordeaux-kleurige SG, draagt dezelfde geruite hemden en heeft dezelfde kleur van haar als haar man Derek. Quel coïncidence.
Als tweede gast in het amfitheater krijgen we Charlie Winston. Bij ons is hij niet goed gekend, deze Brit, hier in Frankrijk lijkt zijn naam erg aan te slaan, bewijze de massale toeloop. Echt blues is dit niet. Zijn muziek laat zich eerder onder de noemer pop/folk indelen, met een cabaretteske inslag. Hij weet iedereen te boeien met zijn energieke show, waarin de timing van zeer groot belang is. Tevens is Charlie een multi-instrumentalist en bedreven muzikant en de roots van de hedendaagse muziek behandelt hij met respect. Zijn bijna vlekkeloze uitspraak van zijn Franse bindteksten, doet bij mij het vermoeden rijzen dat Winston meer in Frankrijk toert dan in eigen land. Of misschien woont hij hier wel, ’t zou de eerste Brit niet zijn die cognac verkiest boven whisky.
In het holst van de nacht begeven we ons naar de voormalige abbatoirs van Cognac, aan de oevers van de Charente. Voor de gelegenheid is de zaal omgedoopt tot “Blues des Anges”. Maar of het engeltjes zijn die we hier te zien zullen krijgen, is nog zeer de vraag. Dwayne Dopsie & the Zydeco Hellraisers zijn hun naam waardig. Hun set rockt als de beesten. Dwayne hanteert daarbij de chromatische accordion die dermate overstuurd klinkt, dat hij een hellraising effect krijgt. “Rocking” Dopsie is zijn nickname en dat is voor geen centimeter overdreven. Met armen als boomstammetjes zwiert hij zijn zware accordion op en neer alsof het een kartonnen exemplaar betrof.
Wee diegene die ambras met hem krijgt. Met onverholen punk-attitudes maakt de zydeco van de Hellraisers ons zo murw als wat. De lange dag laat zich gelden.
De eerste dag en nacht zitten erop. Ik probeer, thuis gekomen in de Rue du Père Augustin nog wat neer te pennen, maar dat lukt amper. Dan maar mijn nest in. ook vandaag....Lone Gone, Ryan Shaw, Melissa Laveaux, The Simpsons, Patrice Carne... Groove au Château (Otard) greetings van Sean Carney aan Bierbeek Blues'd up en Move2Blues THURSDAY JULY 23 Ondanks het perfecte bed in onze pied-à-terre in de Rue ….toch nog een vrij slapeloze nacht gekend. Samen met ons is de bewolking wakker geworden, en rukt samen met ons op naar het park waar ondertussen Tim Lothar Petersen op Tonic Day zijn devoeren al heeft gedaan. Ik ga eerst naar café Pause du Marché voor een sandwich met brie, want wat onze gastvrouw voor ons heeft voorzien als ontbijt, kan ik amper door de strot wurmen. Brioche (zoet toast-brood) en confituur !? Daar blijf je toch niet mee overeind ?
Om veertienhonderd opent de hemel zich boven het stadspark en Cedric Burnside & Lightnin’ Malcolm kunnen hun set onder een zinderende zon uitspuwen. Beide heren zijn op Blues Passions dé exponenten van de Northern Mississippi Hills Blues. Drummer Cedric is een neefje van de betreurde R.L. van wien hij de familienaam leende als artiestennaam. Lightnin’ Malcolm komt uit dezelfde broeierige regio waar de juke joints nog legio zijn. Als je dan al niet zou geweten hebben waar beide kerels vandaan kwamen, wordt je twijfel van de eerste noten weggenomen. Dit is ontegensprekelijk trance blues van Burnside-signatuur, repetitieve en hypnotiserende gitaar en drums, de roots van de roots, recht uit de oerziel van onze afro-amerikaanse bluesbrothers. Wee diegene die hier een slecht woord voor heeft, een slechte voodoo zal zijn deel worden voor de rest van zijn jaren. Klassiekers van het genre als “Black Mattie” en “Goin’ Down South” verscheuren de rustige hemel boven Cognac en er verschijnen allengs dreigende wolken aan de horizon. Dit is geen blues voor doetjes. Dit is die-hard blues. I love it. website my space
‘Groove au Château’ staat altijd bol van de intimiteit met de toeschouwers waar het kader van het kasteel van de Franse koning François I (koning van 1515-1547) zeker niet vreemd aan is. Deze optredens gaan door in de kelders van het ‘château’ en de gewelven lenen zich tot een uitstekende akoustiek . Gisteren kregen we hier nog Darrell Nullish samen met de Rhythmsectie van de Severn Soul review aan het werk, geruggesteund door Alex Schultz, vandaag is het de beurt aan de voor ons nog relatief onbekende Theodis Ealey. Theodis komt uit een gezin van 11 kinderen en leerde als jongste mannelijke telg van het gezin gitaar spelen met zijn oudere broers. Eén daarvan is de 80 jarige Bubba wie hij ook voor deze ‘Blues Passions’ mee naar Cognac liet overvliegen al moest Bubba eerst zijn vliegangst overwinnen want dit was voor deze ‘oldie’ een primeur.
Theodis is een geboren entertainer en start deze sessie met een nummer dat hij schreef voor één van zijn eerste concerten in Europa welke door spijtig toeval werden geannuleerd. Mr. Ealey laat het publiek meegenieten van zijn vertellingen waarbij hij een levende reclame is voor de Amerikaanse ‘bourbon’ en met ‘I’ve Got The Blues So Bad’ bewijst hij meteen waarom hij ooit al meespeelde met o.a. Little Milton, Johnny Clyde Copeland en de legendarische Charles Brown. Na het mooie ‘Bring It On Home To Me’ van Sam Cooke (1931-1964) is het al meteen de beurt aan ‘Bubba’ die meteen start met een sterke opener... Do I have to come all the way to France to learn you how to play the ‘Blues’? Bubba zijn voorbeeld is Lightnin’ Hopkins (1912-1982) en heeft diens stijl volledig overgenomen al brengt hij voornamelijk eigen, en dus voor ons onbekende nummers maar wel 'Blues' recht uit het hart en de Delta. Eindigen doen deze broers met ‘Baby Pleas Don’t Go’ en Bobby Bland zijn ‘Don’t Want No Woman’ waarna een staande ovatie volgt en de gebruikelijke ‘Free Cognac’ met dank aan Otard....(Freddie)
The Soul of John Black is the name of the game, John Black aka John Bigham aka JB is the man behind. JB is niet aan zijn eerste proefstuk met dit project, en hij kan putten uit rijke ervaring met onder andere Fishbone en Miles Davis. Wie bij laatstgenoemde heeft mogen werken, heeft iets in zijn mars, anders kwam je er niet aan te pas. Om vijftien/vijftien op Tonic Day speelt hij solo. JB and his guitar vertolkt op ‘unplugged’ wijze de embryo’s van zijn songs en standards als “Stagger Lee” en lowdown blues in “Last Forever”. Hij schuwt ook niet om enige avant-gardistische en kosmische grooves uit zijn sunburst telecaster te distilleren. De laatste CD van JB is uit op Delta Groove en dat laat zich raden, want Randy Chortkoff is altijd in de buurt van zijn poulains te bespeuren. Eclectische set van een dito man.
Eden Blues is overbevolkt. Alex Schultz maakt zich op om samen met The Severn Soul Revue een show van jewelste weg te geven. Als opener krijgen we een instrumentaal nummer zoals we ze rauw lusten van Alex. “Straight from the Liquid Kiddy” maakt hij ons diets. “Backstroke” overrompelt ons met afwisselende solo’s van Schultz zelf op gitaar en Kevin Anker op B3-orgel. Als gast heeft hij saxofonist Morgan Price op de bandstand. Daarna vervoegt Darrell Nulisch de band om twee nummers mee te zingen. “Alles goed ?” vraagt hij. Dat korte zinnetje heeft hij in de Borderline geleerd, en aangezien dat maar een luttele duizend kilometer van hier, zullen ze dat hier ook wel begrijpen denkt hij. Soul is in the air. Alex Schultz vervolgt met zijn “Last Train to Oaksville”. Cognac zwijmelt op de tonen van Alex’s telly. Om de jazzfull set te beëindigen speelt hij, met Price terug erbij, een beklijvende “Leftovers” van Albert Collins.
Vandaag is Awek te gast op het hoofdpodium om te openen voor de absolute top of the bill van dit jaar : B.B. King. Deze band is de laureaat van de Prix Cognac Passions 2008. En die prijs hebben ze niet zomaar gekregen. Ze brengen ons een meer dan degelijke Chicago blues met soul invloeden. Het is een strakspelende band die gedurende een méér dan anderhalf uur durende set, geen enkele steek laat vallen. Als je niet beter wist zou je gezworen hebben dat het Amerikanen waren, want ook op de zanger’s uitspraak was geen zweempje van een rare tongval te bespeuren. Wie Chicago zegt, moet natuurlijk Muddy Waters zeggen en we krijgen derhalve de nodige covers van prominenten van het genre, maar het leeuwendeel bestaat toch uit eigen werk, en dat mag er best zijn. Luister maar naar hun laatste CD, de zesde onderhand. Ze werd opgenomen te Austin, Texas, maar heeft eigenaardig genoeg west-coast invloeden geïnjecteerd gekregen.
Awek klinkt live even stevig en gedegen als op dit album en zelfs op een groot podium als dit van Blues Paradise blijven ze overeind, zichtbaar en hoorbaar. Hun set blijft vandaag echter hoofdzakelijk Chicago-getint klinken. Ze zijn reeds op tournée geweest in de States, dus kunnen ze volgend seizoen naar de Belgische podia overwaaien. Welcome Awek. Het neusje van de zalm, de kers op de taart, het einde….noem het gebeuren hoe je maar wilt. B.B. King als topact op je affiche, maakt uiteraard van je festival een prestigieus evenement. Hoewel B.B. al jaren nog slechts een schaduw van zichzelf is, blijven we luisteren naar de King, de laatste levende legende van de electrische blues. Wat deze man op zijn drieëntachtigste nog presteert, en vooral wat hij heeft betekend voor menig bluesartiest en liefhebber, dwingt respect af, niet meer of niet minder. Dat was ook de mening van het stadsbestuur van Cognac. Na de lange intro van de band, komen de burgemeester en enkele notabelen van de stad op het podium om B.B. King het ereburgerschap van Cognac te overhandigen. Ze kondigen tevens officiëel aan een straat van de stad naar B.B. King te noemen. We zijn benieuwd welke straat dat zal zijn. King’s stem klinkt lang niet meer zo krachtig als weleer, maar gelukkig worden niet allerlei electronische hulpmiddelen aangewend om zijn stem meer volume te geven. Dat zou dan pas bombastisch klinken. Ook zijn gitaarspel is niet meer wat het was, maar dat wordt dan weer minutieus en respectvol opgevangen door gitarist Charlie Dennis van de negen man sterke band. Af en toe komt hij nog eens grappig uit de hoek, iets wat hij vroeger nooit deed. Zelfrelativatie ? Wijsheid? Met “The Thrill Is Gone” eindigt B.B. King zijn set. De golf van ontroering is nog niet helemaal weg, B.B. Zeker niet, want de ovatie was nog steeds groot genoeg om hoorbaar te zijn tot in Saint Brice over de Charente. Lucille en Dallas FRIDAY JULY 24 Na een nachtrust, die eindelijk die naam waardig was, begeven we ons onder een mild regenbuitje naar het park. We horen het geluid van de Mountain Men over de daken tot ons komen. Zou een tweekoppige, nagenoeg akoestische band kans maken om de prijs van Blues Passions te winnen. In elk geval werken ze hard op dit festival. Alleen John Black evenaart hen bijna met evenveel podia. En als ze niet spelen zijn ze steevast aan hun promotie bezig.
Om twee uur zijn we paraat bij het kasteel voor de show van Jackie Payne, eminent soul en gospelzanger. Hij wordt bijgestaan door Steve Edmonson en zijn band, minus de blazers. Hetzelfde scenario is weer van toepassing. Verbouwereerde artiesten bij het zicht van de eeuwenoude gewelven, zo om en bij de achthonderd jaar oud. Steve begint de set met twee instrumentale nummers, herinneringen oproepend aan early Ronnie Earl. Daarna komt Jackie Payne op en zet “Who’s Been Talking” in. Vandaag in “Groove au Château” doet hij een vijftiental nummers die niet tot zijn gebruikelijk repertorium horen. Zo brengt hij “Sitting on Top of the World” vermengd met “Come on in My Kitchen”. Na “Nineteen Years Old” van Muddy krijgen we een hoogst ongewone, doch mooie en ingetogen versie van “Miss You” van de Rolling Stones.
Randy Chortkoff, de platenbaas van Delta Groove is in de wapenzaal aanwezig en wordt door Jackie uitgenodigd om een noeneke te komen schuiven (harmonica spelen, nvdr). Randy is in vakantie met vrouw en dochter, en maakt van de gelegenheid gebruik om zijn labelartiesten van dichtbij bezig te zien in Cognac. En hij kan nog aardig overweg met de bluesharp ook. De prachtige soul van “Down Home Blues” gaat de Jimmy Reed medley vooraf, waarmee hij besluit. De geesten van de heldhaftige ridders van dit slot kunnen niet anders dan mild gestemd worden door deze moderne zwarte troubadours die vanuit hun diepste ziel zingen. Ik hoor ze fluisteren doorheen de meterdikke muur : “Merde, nous sommes né beaucoup trop tôt.”
We komen net op Tonic Day toe om nog een aantal songs van Dallas Frasca mee te pikken. Dallas from Down Under is bedreven in rauwe ongepolijste lowdown blues, gebracht op versterkte akoestische gitaar of national steel. Met haar knalrode haar met inzetstukken accentueert ze nog haar punky attitude. “I Like You Better When You’re Straight” zingt ze, en dat is wat ze van eenieder verwacht, dat hij gewoon zichzelf is. Voor “Learn Your Routes” staat Jean-François haar bij op zijn afgeragde dobro.
Hij is de steeds goedgemutste, zij dagelijks anders gemutste Fransman die ze ergens ‘on the road’ heeft opgeduikeld. Ze noemt hem Jeffre en al spelende voelen ze mekaar gewoon aan. We missen eigenlijk geen enkel moment Jeff Curran die er niet bij kon zijn. Ze besluit haar set onder een ondertussen brandende zon, met een a capella gezongen “Oh Lord Want You Buy Me a Mercedes Benz …”. Wij willen haar graag zo’n cadeautje doen, mochten we de Lord zijn.
De blues reisde van zijn Afrikaanse roots, met de slaven mee, naar de Mississippi, Amerika en vandaar weer terug naar Afrika, alwaar men de northern hills blues naadloos integreerde in hun eigen muziek. Kruisbestuiving. Afrissippi bestaat uit de Senegalese zanger/gitarist Guelel Kumba en een aantal ex-leden, waaronder Eric Deaton, van de band van Junior Kimbrough zaliger. Ze brengen een muziek die zeer duidelijk aantoont dat de trance blues van de noordelijke heuvelen van Mississippi en de traditionele Fulani-muziek van de griots wel degelijk met elkaar verwant zijn en zelfs een parallelle evolutie kenden, hoewel ze ettelijke duizenden kilometers van elkaar bestonden. “Nduumandii” klinkt het vanaf het podium van Eden Blues. Zelfs de onderwerpen zijn niet vreemd van elkaar, want nduumandii betekent niet meer of niet minder dan “poten van mijn wijf”. Ze komen zelfs op de proppen met een La Bamba-achtige song in een absoluut geloofwaardige uitvoering. Van de Fulani taal begrijp ik geen ballen, maar het klinkt wel goed. Eigenlijk is er aan de muziek niet veel vreemd. Wat wel vreemd is, is de hoed die Guelel op het hoofd draagt. Iemand moest hem maar eens vertellen dat het eigenlijk een lampekap is.
Op Het Eden Blues podium is het Fillmore Slim die om zevenen zijn opwachting maakt. Deze vijfenzeventig jarige bluesman heeft al vele watertjes doorzwommen en is telkens nauwelijks aan de verdrinkingsdood ontkomen. Uiteindelijk heeft hij zijn pooier status opgegeven en is naar zijn oude liefde, de blues weergekeerd. In 1959 vond je hem op de straathoeken van San Francisco funky blues spelend met een jongere snaak met de naam Sly Stone. Dat funky element zit nog altijd in zijn muziek, zoals in het autobiografische “I’m a Bad Boy”. Hij bewijst eer aan die andere Slim door “The Things That I Used to Do” te spelen. In een scharlakenrood driedelig carpetbaggers-pak met rood hemd en rode das struint hij het podium op en af. Zijn up-tempo songs zijn zeer dansbaar en haast onweerstaanbaar. Zijn band bestaat uit drie jonge blanken, die precies weten wat Fillmore wil. Naarmate de set vordert, komen ze alle vier meer in vorm en Slim schiet uit zijn vesten. Maar hoe goed ze ook zijn, het strakke tijdsschema is er en Eden Blues moet dicht om plaats te maken voor Blues Paradise.
Theodis Ealey heeft zijn mosterd gehaald bij Little Milton, Johnny Copeland en Charles Brown, in wiens bands hij speelde. Toch heeft hij een geheel eigen gitaarspel ontwikkeld en met zijn soulvolle stem daar bovenop geplaatst, wordt hij een fenomeen in bluesland. In Amerikaanse bluesbladen vindt je niet zo gek veel over deze artiest en dus is de man bij ons niet echt een grote (bekende). Hier in Frankrijk ligt dat precies wel iets anders. En terecht. Het groene halfrond zit reeds goed vol en het regent niet. Voorlopig althans. Het komt hier in Blues Paradise allemaal wat harder over, en dat heeft te maken met zijn langer uitgesponnen gitaarsolo’s.Hij houdt zijn publiek in zijn ban van begin tot eind. Als hij zijn “Stand Up In It” zingt, een sound die op zich al expliciet is, dient hij deze nog te illustreren met twee speelgoedhondjes die tegen een mikrostaander aanschurken. Alsof hij bang is dat wij geen Engels begrijpen. Geef mij dan maar “Headed Back to Hurtsville” en “You and I Together”. Toch een prachtige en stevige show en wie “Reconsider Baby” op dergelijke wijze kan spelen, verdient een gemeend applaus. Maar een zoveelste cover van Hey Joe als bis hoefde dan ook weer niet.
Over de top of the bill van vandaag kan ik in enkele korte maar krachtige uitlatingen tot een besluit komen. Duffy is een niemendal. Behalve haar radiohits “Rain On Your Parade”, "Mercy", Steppin' Stone" en “Warwick Avenue” kan je de rest van haar songs onder de noemer minder dan matige probeersels scharen. En wat betreft het showelement hebben we ook niet veel aan drie sexloze barbies die heen en weer staan te wiegen op een ineens véél te groot podium. Maar ja, de sponsors mogen ook wat. En ’t zal wel aan ons liggen zeker ...Les 'Phantomes' du Château with Dallas Frasca SATURDAY JULY 25
Last at the Party, FIRST @ work, the true spirit from Down Under..... Dallas Frasca staat om 10 uur al op het podium van Tonic Day. Ze kan er niet vroeg genoeg aan beginnen, zelfs al was ze gisteren nog één van de laatsten die in Le Fair Play speelde. Haar verweerde tricone national, geladen met een krasse humbucker splijt de voornoen in substantiële blokken links en rechts van de kleine stage. Eén van de broertjes Sam, van The Hellraisers, Alex met zijn washboard met toeters en bellen, staat haar luidruchtig bij. Gisteren stond Dwayne Dopsie himself en zijn psychedelische, scheurende accordion nog op het podium met haar. Als je het wat moeilijk hebt om wakker te worden moet je gewoon even een douche komen nemen bij Tonic Day. Songs als “Burnt Toast” en “Leave Me Alone” krijgen je wel wakker.
Zaterdag en laatste maal ‘groove au château’. Na een paar dagen bewolkt al dan niet met regen schijnt de zon er weer duchtig op los en beloofd het weer serieus warm te worden in de kelders. Aangekomen stelde m’n partner in crime vast dat hij zijn ‘badge’ was vergeten in onze residentie en de security van Cognac is niet te paaien dus ‘no entry’ voor de 'White Sparrow'. De rhythm sectie van de ‘Severn Soul Review’ staat al klaar en weerom met de magistrale Mr. Schultz komt de intro op gang en laat Lou Pride zich opmerken tussen de weeral en ditmaal uitzonderlijk opgekomen liefhebbers. Recht van de ’Windy City’ naar Cognac en blijkbaar geweldig in zijn sas trekt Lou Pride van leer met zijn idee over een Hoochie Coochie Man en laat de kelders uitzonderlijk vanaf het eerste nummers op zijn grondvesten daveren. Zeer soulvol en een ietsje ‘Stylistics-a-like’ brengt Lou na enig overleg met de band ‘Back Home’. Samen met de Severn Soul Band zou de rest van het concert Lou ondersteund worden door het enthousiast ‘handclapping’ van de meer dan 250 uitbundige fans, want dat is het aantal geregistreerden dat zich een ticket kon bemachtigen. Ook opmerkelijk was dat Alex Schultz nu eens met regelmaat moest gaan spieken op zijn partiturenezeltje. Na een 45 minuten van Funky en Groovy soul werd het even stoom afblazen en trok Pride en de gang richting Bluesville maar ging dan tamelijk snel over naar wat hij het best kan en met ‘I’m Comm’un Home In The Morn’un’ kwam ook het handclapping weer onmidelijk naar de voorgrond en zat de soultrain terug op de rails. Samen met deze band, Darrel Nullisch en Tad Robinson zal dit ongetwijfeld vonken geven op zondagnamiddag. Een klein uur en half vliegt zo voorbij wanneer je ongestoord kan luisteren naar zulke soulvibes en daarmee zit dit laatste concertje in de kelders van Otard er weerom op. Nog vlug wat reclame maken voor zijn CD ‘Keep On Believing’ en hij kondigde nog aan dat ook de niet kopers welkom waren om een babbeltje te slaan met hem. Zelfs voor een goede knuffel werden de dames bij hem verwacht en wanneer ze er konden zijn zonder ‘old men’ aan hun zijde stond hij ook open voor de rest...toch een snoeper deze Lou Pride. (Freddie)
Met wolfgehuil betreedt Walter Wolfman Washington het plankier van Eden Blues. De voormalige gitarist van Lee Dorsey en Johnny Adams is vergezeld van zijn maat pianist/orgelist Joe Krown en drummer Russel Batiste Jr. Walter is eigenlijk meer een begenadigd jazz-gitarist dan wel een blues-gitarist. Hij komt uit New Orleans en dat laat zich horen aan zijn jazz-funk-soul, het muziekidioom bij uitstek van deze stad. De Wolfman’s zang klinkt zeer soulfull en gelijkt soms wat op die van Ray Charles, en organist Joe Krown ondersteunt perfect zowel de zang als gitaarspel van Walter. De zon schijnt ongenadig deze keer en ik zoek naar wat schaduw. Tijdens het nummer “Landslide” gaat Walter Washington echter onderuit met stoel en al. Er is even wat consternatie op het podium, Joe ontfermt zich over zijn brother in arms, die ondertussen al terug rechtop zit en zijn gitaar zoekt. Hij wil zijn spel hervatten, maar de eerste hulp mensen zijn onverbiddelijk, Walter moet het podium af, gaan rusten in de rode kruis tent. Het concert wordt verder afgelast uit voorzorg. Morgen komt hij terug.
website my space cd review Tijdens ons diner overlopen we even de stand van zaken. Reeds drie afgelastingen, dit jaar. James Hunter wegens het zware onweer, dinsdagavond. Gil Scott Heron, de straatpoëet en rapper avant la lettre, vrijdagavond, waarschijnlijk omdat hij de States niet mag verlaten. Vandaag Walter Wolfman Washington, gedeeltelijk dan toch, om gezondheidsredenen.
We lopen terug naar Eden Blues, daar speelt John Black met zijn band vanavond. The Soul of John Black, dus. De song “Black John” komt ons al tegemoet gewaaid. Als we ter plaatse zijn zet hij net “Down In the Hole” in. Zijn bassist is zowat in vervoering, high on cognac en champignons. En ook de blanke drummer met de lange rastakrullen is behoorlijk heen. Toch blijven ze strak spelen. Een lange versie van “Moon Blues”. Randy Chortkoff komt ook weer een airke meespelen. Gezien zijn habiliteit op de harmonica, mag hij dat gerust. Ze eindigen hun hallucinerende set met “Swamp Thang”. Zijn stem is haast helemaal weg. Poor J.B.
Het Blues Paradise is volgelopen met volk, zoals water dat eerst naar het diepste punt vloeit. Reden voor deze volksoverstroming is Jackie Payne & Steve Edmonson. Jackie Payne zou je nog eens een soulzanger van de oude stempel kunnen noemen en dat is geenszins pejoratief. Dat is de soulmuziek (Stax-periode) die ik het liefste hoor. “Mother in Law Blues” is een echte blues met dito gitaar van Steve Edmonson en daar bovenop de soul van Jackie. “Bringin Me Back" klinkt zeer emotioneel en goed. Payne weet van wanten, een echte soulbrother. De blazers van de Edmonson Band weten de juiste accenten te leggen. Helemaal zoals de hoornarrangementen in de jaren zestig, ten huize van Stax. Iedereen geniet duidelijk, en hier en daar zie ik blikken van herkenning als de blazers een rif inzetten. “Overnight Sensation”, zeg dat wel. En helaas, na ongeveer anderhalf uur moeten we volmondig beamen wat Jackie Payne ons voor zingt : “Your Good Thing Is About To Come To an End”. Vooral aan mooie liedjes komt een eind, en ik voel ineens mijn zere benen weer.
Een tochtje door het park om wat beweging te hebben. De duisternis is ondertussen algeheel, en de dranktenten met hun terrassen staan her en der als de lichtbakens van vertier opgesteld. Een ganse week lang reeds. Het park lijkt bij nacht een keer of drie groter dan overdag. Maar na twee long cognacs, roept de presentator ons al terug naar het donkere groentheater voor Raphaël Saadiq. Ik moet toegeven dat Saadiq voor mij volslagen onbekend terrein is, en als ik hem zie opkomen met een smetteloos wit driedelig pak en strenge hoornen bril, heb ik iets van, ’t is naar de kl… Maar als hij in beweging komt krijg ik meteen een onderhuids gevoel dat dit O.K. is.
Een perfecte timing van de choreografie en een show die het beste van James Brown, The Platters, Prince, Michael Jackson toen hij nog zwart was, The Four Tops, Red Hot Chili Peppers, Snoop Dogg en Grandmaster Flash in zich verenigt. Een stevige set van begin tot einde zonder zwakke momenten. Saadiq neemt zelfs een gitaar ter hand en weet er een behoorlijk bluesnummer uit te grateren. A la Prince. Of dit iets met blues vandoen heeft. Jawel, blues is niet altijd het statische treurige levenslied geweest zoals men het dikwijls afschildert. Integendeel. In al hun miserie hadden de mensen destijds niet nog eens een kommer en kwel bezingende kerel nodig om alle leed nog eens uit te vergroten. Het wordt gezegd en het staat geschreven dat, met name de oervader van de Delta blues, Charley Patton zijn ding al dansende deed, en tussen zijn gezongen verslagen over doorgebroken levee’s (dijken van de Mis’sippi) de mensen vermaakte met fratsen en moppen tappen en andermans vrouwen versieren. De echte voorvader van deze nu soul van Saadiq.Ze eindigen met de meezinger “Let the Sunshine In” van de musical “Hair”. En dit was voor ons het einde van Blues Passions 2009. Morgen zondag rijden we terug noordwaarts, zodat we maandag kunnen gaan werken. Le travail c’est la santé ! Het is weer een fijne Cognac geweest, maar misschien hebben we teveel gelopen en te weinig genoten. Haast en spoed, zelden goed voor de gezondheid. Volgend jaar beter. Verder kunnen we nog melden dat het sympathieke duo van de Mountain Men de laureaten zijn van de “Prix Blues Passions de Cognac”. Ze slepen aldus een zéér grote fles heerlijke cognac mee naar huis en tegen dat ze leeg is, staan ze volgend jaar op het hoofdpodium Blues Paradise als voorprogramma van…..één of andere grote bluesman of –madam. Proficiat aan de mannen. MOUNTAIN MEN Président d'honneur 2008...Willy King (1943-2009) They came for the Blues, the Passions and the Cognac.... |