INFO
SPRING BLUES MARCHE-LES-ECAUSSINNES
website

     
review: witteMVS
photo©Yourt

comments: mail

CHICAGO RED with CHICO & THE MOJO - RAY SCHINNERY - ERIC NODEN & JOE FILISKO - JOHNNIE BASSETT
MIKE MORGAN & THE CRAWL feat. LEE MCBEE - THORBJØRN RISAGER - THE NIGHTHAWKS
CONCERT REVIEW

De weergoden waren het 23ste Spring Blues gunstig gezind. Dat is wel eens anders geweest in het verleden. Geen modderige toestanden deze keer, zoals het andere jaren meestal het geval is. Nogal wat mensen lieten zich om de tuin leiden door Ecaussinnes in hun GPS te voeren, om zoals elk jaar opnieuw aan te landen onder de verkeerde kerk. Elk jaar opnieuw vergeten zedat het in Marche-lez-Ecaussinnes te doen is. Destijds toen er wegenkaarten dienden geraadpleegd te worden om de weg te vinden, gebeurde dat hooguit één keer. De eerste keer ! Daarna zat de weg in het geheugen opgeslagen. Maar nu we zoveel mogelijk op externe geheugens beroep doen, loopt het regelmatig fout van bij de imput.

Spring Blues heeft een aangenaam intiem karakter. Het festival lokt haast zoveel Vlamingen als Walen naar zijn site, en de gemeenschappelijke taal is blues. Ook dit jaar kunnen we er ons weer op verheugen dat op het terrein geen plaats wordt geboden aan junk-food cateraars. In de plaats daarvan wordt er een echte barbecue aangeboden met onder andere ribbetjes, er is een echte frituur van bij ons en oosterse gerechten van op een ander. Artisanale bieren vinden er plaats naast de klassieke pils van ’t vat die hier echter niet door onze multi-national geleverd wordt.

Een affiche met zeven gevariëerde acts maken dat het programma niet overbeladen is, en geeft je de tijd om op tijd eens te eten en te drinken, en een klapke te doen. Als je de week ervoor naar Moulin Blues in het Nederlandse Ospel bent geweest, dan is dit festival een verademing. Geen hectische, lawaaierige en opgefokte toestanden hier. De bezoekers van Spring zijn allemaal voor de muziek gekomen, wat van de opkomst te Ospel niet echt kan beweerd worden, getuige het constante lawaai en drukdoenerij van het publiek. Maar vooral het volume van de muziek staat hier bijna 10 maal lager, en toch kunnen we achterin de tent nog alles perfect horen en volgen. En onze oortjes kunnen terwijl nog verder herstellen van de opgelopen schade van verleden week. Zo zie je maar dat het niet loeihard moet staan, integendeel, het komt de muziek alleen maar ten goede.

O.K.  Even kijken wie we op de bühne hebben kunnen zien en horen.

CHICAGO RED with CHICO & THE MOJO

Chico & The Mojo worden door André Hobus genodigd om het feest te openen. Deze band uit Mons bestaat al een twintigtal jaar, met wisselende bezetting, en is in zijn huidige samenstelling met Chico als frontman aan een nieuwe triomftocht begonnen. Chico is de artiestennaam van Marc Bodart, tevens bekend als zanger/gitarist van Les Generals Jack. Ze spelen Chicago blues, stijlgetrouw, waarin het eigen stemgeluid van Chico onmiddellijk opvalt. Blowin’ Pete is in zijn harpspel geïnspireerd door Little Walter en Sonny Boy Williamson II. Pat Parkinson bespeelt een unieke upright bass. Een Fender bass hals gemonteerd op een floortom, met een hoge brug op het trommelvel, een “banjobass” zou je het instrument kunnen noemen. Op hun website kan je een zestal live nummers beluisteren, opgenomen hier in Ecaussines trouwens.

 

Na een paar eigen nummers te hebben gespeeld, komt Chicago Red ten tonele. Hij speelt zittend op een stoel, zoals alle groten van de Chicago Blues voor hem deden. Het is pas in de sixties dat bluescombo’s zijn gaan rechtstaand spelen naar voorbeeld van de rockers. Met The Mojo als backing band zit hij diep in de Chicago, “Steady Rollin’ Man”, aan Robert Lockwood doet hij me denken. Red heeft een warme, donkere stem, die zich leent voor solowerk. Dat is wat hij na een aantal nummers met The Mojo ook doet. Songs als “Corrina” en “Nobody Knows You When You’re Down and Out” staan op zijn lijf geschreven. Solo speelt hij een fingerpicking Piedmont stijl gitaar. Boeiend en meeslepend. Chicago Red, 55 jaar, een echte travellin’ bluesman sinds zijn vijftiende levensjaar en maar één CD in eigen beheer uitgebracht. Onwaarschijnlijk maar waar.

 

RAY SCHINNERY

Na een korte set wissel was het de beurt aan de New Yorkse bluesveteraan Ray Schinnery. In 1954 stond hij de eerste keer professioneel op het podium. 56 jaar later staat hij hier nog steeds, met een overtuigende show en bijwijlen zeer grappige, dan weer trieste songs, gaande van lowdown blues tot soul ballads. Ray heeft een verzorgd en clean gitaarspel, rijk aan inversies. Ernstige en emotionele songs zoals “Friend”, worden afgewisseld met blije, zorgeloze zoals “Heavy Women”. Ook hij heeft iedereen in zijn ban. Met “Stormy Monday” en “Rock Me Baby” brengt hij een groet aan respectievelijk T-Bone Walker en B.B.King.

 

ERIC NODEN & JOE FILISKO

 

 

 

 

 

Eric Noden and Joe Filisko waren deze voormiddag reeds actief hier in Ecaussines. Ze richtten een workshop in voor gitaar en mondharmonica. Wie zijn instrument meebracht, kon eraan deelnemen. Een aardig initiatief van de organisatie van Spring Blues. Eric Noden is een wandelend lexicon van akoestische blues stijlen. Joe Filisko bestudeert de prewar en Chicago bluesharpstijlen.

Samen vormen ze dus een rijk stukje geschiedenis dat ze ons overleveren in een alles behalve pedante stijl. Alle songs die ze brengen zijn van eigen makelij, geschreven in een variëteit van stijlen en min of meer schatplichtig aan Tommy Johnson, Reverend Gary Davis en Blind Blake. Ze zijn hoogst onderhoudend en hebben zelf ook enorm veel plezier in hun performance. Ze voeren ons terug naar de hoogdagen van de rondreizende zwarte bluesmen die van de katoenplantage naar de steden trokken en andersom. Ze zijn tegelijk archivarissen en toch origineel in wat ze doen. Ze houden de akoestische blues levend en updaten het gelijk. Muy bien.

 

 

JOHNNIE BASSETT

Het was van ’98 geleden dat ik Johnnie Bassett nog aan het werk zag. Dat was in Essegem, een intiem concertje georganiseerd door Guido van Pevenage zaliger. Nu wist ik weer wat ik gemist had. Bassett is een echte bluesgitarist, verwant aan en, op gevaar af van blasfemistisch uit de hoek te komen, misschien wel beter dan B.B. King. God hebbe mijn ziel voor deze uitspraak, maar degenen die er bij waren…? Toch ?

Johnnie heeft een warme stem, een warme gitaarstijl en een warm karakter. Hij speelt even gemakkelijk die typische B.B. licks (If the Shoe Is on the Other Foot) als de vloeiende T-Bone triolen (I Love a Good Woman). Zij maken gewoon deel uit van zijn vocabularium en zijn geenszins imitaties. Een set van een dergelijke artiest kent geen uitschieters, het is één groot hoogtepunt. Maar ik mag toch een kiekebish verwekkende uitvoering van “Georgia” vermelden. Als ik er aan terugdenk, komen de uitstulpinkjes terug te voorschijn op mijn armen. Een fantastische ingeving van Spring Blues om deze laatste telg van de oudere generatie jazz, blues, swing gitaristen met de warme jazzy soul stem hier naartoe te halen. En met de goeie saxofonist en dito organist/pianist achter hem was deze set gewoon af, tot in de puntjes. Voor mij het beste van Spring Blues.

 

 

 

MIKE MORGAN & THE CRAWL feat. LEE MCBEE

Mike Morgan & The Crawl kwamen een beetje bedremmeld te voorschijn, of was dat maar schijn ? Als intro brachten ze een instrumentaal nummer “Funky Thang” dat na een kwartier nog steeds zijn pointe niet had bereikt. Het nummer zwalpte besluiteloos van links naar rechts, bestemmingloos de tent in, en werd door Mike Morgan na bijna vijftien minuten abrupt beëindigd. Daarna werd het beter met songs als “All Night Long”, “When I Get Back Home” en “Where’s the Love”.

Pas na zes of zeven nummers verscheen Lee McBee ten tonele. Voert Mike hem dan pas op om eerst zelf een beetje in de schijnwerpers te kunnen vertoeven ? Wie zal het zeggen ? Het is een feit dat Lee, eens hij op dat podium staat, bijna alle aandacht naar zich toe trekt.”It’s Your Voodoo Working” zingt hij, en dat is zeker waar in zijn geval. Hij zong eigen nummers als “Woman Down in Arkansas” en “Your Turn To Cry” en verder Mike’s hersenspinsels. Een fijne maar ietwat matte set. Of was dat de fout van J. Bassett die net hiervoor de perfecte toon had gezet ?

 

 

 

 

THORBJØRN RISAGER

Meer nog dan op Ospel, bracht Thorbjørn Risager de schwung in het verhaal. Het aandachtige en soms bijna eerbiedig luisterende publiek kwam ineens in beweging vanaf de eerste tonen van zijn blaaskapel. Risager klinkt ontzettend véél beter als het volume menselijke hoogten blijft strelen. Met zijn uitgeregende hoed en zijn gekrompen jasje bespringt hij ons op zijn uitbundige manier hem eigen. Met de opener “I’ll Be Moving On” van zijn laatste CD zet hij meteen de ‘up tempo’ toon die de hele set door zal aangehouden worden. Een constante deining zou door het publiek blijven gaan tot het einde toe. Ambiance.

 

 

Ook zijn reeds klassiek geworden songs doen het uiteraard nog zeer goed en werpen er nog een schop kolen bovenop. “Here I Am”, “All I Want”, “Good Thing” en het spitsvondige gewrochtje “Johnny Called the Whole Thing Off” met zijn leuke blazerrifjes en bizarre gitaarriedeltje. Tussen al dat eigen werk tovert hij nog hoogst originele bewerkingen van twee absolute klassiekers “Baby Please Don’t Go” (ook op zijn laatste CD) en “Ain’t Nobody’s Business If I Do”. Een Deense bard in Keltenland. Nu mag Assurancetourix zeker gekneveld in zijn boomhut blijven.

 

 

THE NIGHTHAWKS

Ook hier in Ecaussines is de programmatie perfect op schema gebleven en om 23 uur treden The Nighthawks aan. Of misschien kunnen we beter zeggen : Mark Wenner and the New Nighthawks. Van de oorspronkelijke bezetting is nu enkel nog frontman, zanger, smoelschuiver, living tattoo Mark Wenner over. Vorig jaar gaf drummer Pete Ragusa er de brui aan. Drie of vier jaar geleden ging bassist Jan Zukowski met pensioen en bijna twintig jaar geleden begon Jimmy Thackery voor eigen rekening met zijn Taxidrivers. En aangezien ze nog alle vier van deze wereld zijn, durf ik volgende vraag te stellen : Voor wanneer is het reünieconcert ? The Nighthawks zijn bijna veertig jaar bezig, dus waarom niet op hun veertigste verjaardag als band ?

O.K. Ondertussen zijn de nieuwe nachtuilen ook de beroerdsten niet. Gitarist Paul Bell staat zijn mannetje en brengt variatie in de set door af en toe een akoestisch instrument te voorschijn te toveren. En Johnny Castle, bass, en Mark Stutso, drums vormen met z’n tweetjes de stevige rhythm section die zo nodig is voor de sound van The Nighthawks. Bovendien neemt Stutso, net als Ragusa voordien, de zang waar van tussen zijn trommels. Zonder verpinken. Zo kan Wenner ongestoord zijn harmonicapartijtjes volspelen.

“Boogie Woogie Country Girl”, “Can’t Get Next to You”, “Pretty Girls and Cadillacs” behoren als vanouds tot het repertorium van onze nachtdieren. Maar ook klassiekers als “Train, Train” en “Shake our Moneymaker” worden opgevoerd.


The Nighthawks waren hier exclusief en hebben hun reputatie alle eer aan gedaan. Zelfs met ¾ nieuwelingen slagen ze erin de authentieke Nighthawk sound voor te brengen. Maar één en ander zal wel met Wenner te maken hebben, the last survivor van de band uit Washington D.C.

Ik zei het reeds eerder, maar ik wil het maar wat graag herhalen, het 23ste Spring Blues was een succes, dankzij zijn affiche, zijn organisatie, zijn site, zijn sound, zijn catering en last but not least, zijn publiek, echte bluesfanaten

witteMVS